Honderd keer pop in je moerstaal (72)

Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 72.

Aflevering 72 gaat over Jan Smit. Ongetwijfeld zullen er nu al mensen afhaken. Geen goed plan. Dit stukje kan je blik behoorlijk verruimen.

Persoonlijk vond ik Jantje Smit, zoals hij oorspronkelijk bekend stond, ook jarenlang het ergste wat onze planeet aan muziek te bieden had. Hij was erger dan Frans Bauer, die weer erger was dan André Hazes, die (zeker voor 2000) ook absoluut niet mocht. We vertelden kwetsende mopjes over hem, er circuleerden geluidsfragmenten op het internet waarin hij zogezegd werd neergeschoten en hij voerde de Stop 50 aan.
  Waarom deden we dat? Laten we bij het begin beginnen. Volendam, een vissersdorp in Noord-Holland, was altijd al eigenzinnig en nogal traditioneel. Ook op muzikaal gebied: het is een van de laatste plaatsen waar een bepaalde zeventiende-eeuwse zangtraditie nog kon worden aangetroffen. Toch kwam er eind jaren zestig een bloeiende popscene op, met The Cats en BZN als vaandeldragers. Beide begonnen als hardrockbands, maar evolueerden rond 1970 naar een softer geluid, dat door Joost den Draayer “palingpop” werd gedoopt. De muziek was Engelstalig maar had veel weg van schlager. Vooral de BZN evolueerde door de jaren heen naar uitgesproken middle-of-the-roadgeluid. Hun meedeinpop met een exotisch tintje, vaak begeleid met een reportage in een ver land, bepaalde jarenlang het beeld van de palingpop.

  Uit de stal van BZN kwam in 1997 de elfjarige Jantje Smit, die een liedje over zijn oma mocht zingen. “Ik zing dit lied voor jou alleen” was een smartlap oude stijl, zoals Vader Abraham ze in de jaren zeventig schreef: doelmatig, direct begrijpelijk en ontzettend vet aangezet. Jantje Smit had één doelgroep: laagopgeleide bejaarden. Enfin, het liedje sloeg behoorlijk aan: zeven weken op nummer één. Wij gingen massaal over onze nek en eerlijk gezegd kan ik het nummer nog steeds niet zonder afwerende reflexen horen.
  Wij dachten dat het met zijn carrière wel weer snel voorbij zou zijn. Een kindsterretje, gelanceerd om snel geld te vangen en zodra hij groter wordt en de baard in de keel krijgt alleen nog goed voor de vissersvloot. Die kant leek het ook op te gaan: na 1999 haalde hij geen hits meer.
  Om zijn carrière weer vlot te trekken probeerde hij een imagoverandering. Jantje werd Jan, en zijn album Op eigen benen zou een nieuwe start betekenen. Tuurlijk jongen, dachten wij. De opvolger heette Jansmit.com. Opnieuw schamperheid troef: probeert er eentje modern te doen. Moet je die single horen, “Vrienden voor het leven.” Leuk voor je grootouders ja.

Maar toen – ho even. Ze draaien een gevoelig popliedje op de radio, in het Nederlands, over ene Laura. Van wie zou dat zijn? Wat? Van Jantje “‘k-breng-witte-rozen-voor-je-mee” Smit? Hij heeft zichzelf écht opnieuw uitgevonden!

Helemaal heeft hij de smartlap-esthetiek nog niet opgegeven. Hij zingt met een dramatische, half-schallende stem, een beetje à la Froger. Als je dat in de popwereld flikt, zoals Kane, word je door de critici genadeloos afgebrand. De afloop van het liedje is ook niet erg vrolijk. Zoals Pisuisse lang voor de oorlog al verzuchtte: “Een levenslied is een lied waarin bezongen wordt hoe iemand doodgaat.”
  Maar de muziek van “Laura” verschilt bijna als dag en nacht van de smartlappen waar hij als kind bekend mee werd. We horen de gesyncopeerde vierkwartsmaat die de popmuziek kenmerkt, alsook vet aangezette achtergrondkoortjes. Singer-songwritermuziek onder een zoet poplaagje. En de tekst is wel zielig, maar ligt er lang zo dik niet meer bovenop. Een echte smartlap zou de dood vol in de schijnwerpers zetten. Jan Smit zingt:

     Maar waarom is alles nu voorbij,
     laat het leven je nooit meer vrij?

De manier waarop hij erbij aankomt verschilt ook behoorlijk. Zijn oma kondigde haar dood als volgt aan:

     Op een dag vertelde mijn lieve oma
     dat zij op weg ging héééél alleen.
     Op haar allerlaatste reis,
     naar een heel mooi paradijs.

Laura zegt niets. Ze is ongeneselijk ziek, maar vecht door. Dat verhaal wordt alleen indirect verteld, door naar vier van de vijf zintuigen te verwijzen.

     Kijk, ze lacht zonder gevoel, een onbereikbaar doel
     wordt er toch nog nagestreefd.
     Ruik, de geur van grootse moed die stoomt nog door haar bloed,
     maar waarom?

Akkoord, er wordt nog steeds geappelleerd aan sterke emoties. De algemene vraag “waarom?” bij leed dat je niet zelf in de hand hebt is intussen een cliché geworden. Wie heeft die vraag zelf nooit gesteld, impliciet of expliciet? Maar zolang er zoveel mensen zijn die het antwoord niet kunnen vinden, wordt die vraag niet echt oud.
  Het liedje verschilt ook van Smits doorbraak in de situatie die het beschrijft. In “Ik zing dit lied voor jou alleen” gaat Jantjes oma dood. Altijd een droevige gebeurtenis, maar niet uitzonderlijk. Oude mensen gaan nu eenmaal dood. In “Laura” sterft een twintiger. Dat maak je niet elke dag mee, en als het gebeurt voelt het als een groot onrecht.
  Net als de dood van zijn oma heeft Jan(tje) Smit de ziekte en dood van Laura ook echt meegemaakt. Zij heette eigenlijk Christine Bootsman en was een jaar of zes ouder dan hij. De vraag is natuurlijk waarom hij haar dan Laura noemt. Waarschijnlijk is dat gewoon een kwestie van klank: “Laura” klinkt nu eenmaal, zeker in gezongen vorm, welluidender dan “Christine”. Het is onderzocht, woorden met een l, woorden met veel klinkers, woorden met een a, die worden vaak mooi gevonden. Dus moest Christine maar een Italiaanse naam krijgen.

Zijn fans kenden het liedje al vanaf begin 2005 van de tv. Voor mij persoonlijk was de kennismaking met “Laura” een heuse eye-opener: Jantje Smit, zowat de minst geloofwaardige artiest van Nederland, het ex-kindsterretje dat alles in zich had om als Heintje te eindigen, kon écht meer dan we altijd dachten. Hij maakte zijn metamorfose meer dan waar; vanaf toen noemde ook ik hem gewoon ‘Jan’.
  Persoonlijk vind ik het een erg mooi nummer, al bevalt dit arrangement me niet zo. Misschien denken veel lezers er anders over. Maar één ding moet je hem nageven. In een wereld waarin commerciële artiesten komen en gaan wist hij, met het ongunstigst mogelijke verleden, zijn hoofd boven water te houden. Dat is wel knap.

Dit lied doet me overigens denken aan een heel ander nummer. Blijkbaar kun je in de popmuziek beter geen Laura heten. Ook Flogging Molly, een Keltische punkband die stilistisch behoorlijk ver van Jan Smit af staat, bracht een liedje met de titel “Laura” uit. En ja, ook zij gaat eraan…

Honderd keer pop in je moerstaal (33)

Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 33.

In de Nederpophausse van begin jaren tachtig werden een paar bands heel groot. Veel andere bleven klein of stopten ermee. Er waren echter ook bands die overduidelijk een graantje meepikten, maar beslist niet in Doe Maar-achtige situaties terechtkwamen.
  Zo’n band is Klein Orkest, een geëngageerde, cabareteske groep rond een stel Hagenaars (of Hagenezen, zo u wilt) in Utrecht. Harrie Jekkers, Koos Meinderts en nog een paar. Die namen kent u natuurlijk, ook als ‘Klein Orkest’ u niets zegt.
  Ook Klein Orkest was weer uit de undergroundscene omhooggekomen. Zo brachten ze in 1979 het “Tivoli-lied”, over wat dan nog een gekraakt houten gebouw op het Lepelenburg is (herlees aflevering 25). Jekkers en Meinderts hebben ons in hun show Het verhaal achter de liedjes uitgebreid over die tijd voorgelicht. Begin jaren tachtig scoren ze hits als “Koos werkeloos” en “Over de muur”. Ondanks dat succes is het stempel van band uit de tegencultuur altijd blijven plakken. Natuurlijk alleen maar tof als je de waardering van de poppers wilde krijgen die Doe Maar niet gegund werd.

Dat de bandleden tussen het linkse, deels extreemlinkse publiek verkeerden, en dat ze een sterk gevoel voor het cabareteske hadden, wordt duidelijk in het nummer “Over honderd jaar”.

Het nummer opent met een elektronisch orgel. Als de rest van de begeleiding invalt horen we een reggaeritme. Vooruit, voordat de fans van het genre beginnen te klagen: een verbasterd reggaeritme. De luisteraar weet: hier komt een relaxt nummer. Nog voordat de tekst begint, zetten er drie stemmen in. Dan blijkt er één van de bandleden – vraag me niet wie – nog behoorlijk hoog te kunnen zingen: hij zet in op een hoge b. Later, na de modulatie, blijkt hij zelfs de cis nog te kunnen halen.
  Dan valt de tekst in. Ze noemen allerhande soorten pech, zoals een prachtige vriendin die lesbisch wordt (ja, wordt! Links als ze zijn, suggereren ze toch echt dat je lesbisch kunt worden) en diverse al dan niet dodelijke ongevallen. De boodschap: zit er niet te veel over in, want zo is het leven en je gaat toch een keer dood.
  De voorbeelden die ze noemen zijn tekenend voor de tijd en het milieu waar de band in speelde. De bom komt erin voor (net als vorige week in aflevering 31), maar ook revolutionair sentiment:

    Je loopt mee in demonstraties, altijd paraat –
    uitgerekend valt de bom bij jou in de straat.
    Hoera, de revolutie! ’t Is eindelijk zover.
    Maar de nieuwe leiders blijken net zo autoritair.

Hier spreekt een band die spot met een deel van zijn publiek. Zeg CPN’ers, dat Oostblok waar jullie mee te koop lopen, is dat zoveel beter? Je kunt zeggen dat Klein Orkest zich daarmee aan de rechterkant nestelt, of tenminste in het midden. Anderzijds: zulke teksten zing je alleen maar als je daadwerkelijk voor een links publiek optreedt. Wie moet anders de boodschap opvatten?

Des te vreemder eigenlijk dat dit nummer wel anklang vond bij Stampvast. Stamp-wie? Een minder bekende band uit Volendam, die de palingsound aan de Nederlandse taal koppelde. Volendam is een aartstraditioneel dorp, waar de bevolking vanouds CDA stemt (tegenwoordig vaak PVV). Daar zat de jeugd vast niet op de revolutie te wachten. Toch krijgen ze het best overtuigend uit hun bek:

Het voornaamste verschil met het origineel is de begeleiding. We horen een batterij gedempt koper. De associaties zijn duidelijk: carnaval, feest, Hollands.

Er is nog een derde versie. Die komt van de Lawineboys, een feestband die zich heeft gespecialiseerd in verkra parodieën op alles wat los en vast zit:

Aan de muziek te horen zijn de Lawineboys vooral uitgegaan van de Stampvast-versie en minder van het origineel. In ieder geval staat het koper nu echt op de voorgrond en is het reggaeritme vervangen door een polkaritme (voor mensen zonder diplomatie: hoempa).
  Stampvast behield de oorspronkelijke tekst. Een pure feestband als de Lawineboys kan echter niets met het cabareteske engagement van Jekkers en co. Het tweede couplet gaat dan ook niet meer over de bom en de revolutie. Nee, de Lawineboys voorzien andere problemen voor hun fans:

    Je wilt wat plantjes telen tapt de stroom stiekem af,
    lijken het geraniums toch krijg je de straf.
    Dan zit je in de bajes, zo hetero als wat –
    laat jij je zeepje vallen en je ster wordt een gat.

Het morele oordeel omtrent deze regels laat ik aan de lezer over…