Huelgas Ensemble – Werken van Jacobus Gallus

Eerlijk is eerlijk: voor een musicoloog ga ik veel te weinig naar concerten. Dat heeft verschillende redenen; geld is er één van. In elk geval had ik het nieuwe Vredenburg nog niet van binnen gezien. Ik was dan ook verheugd dat de Grote Zaal nog precies de Grote Zaal uit mijn ‘jeugd’ (d.w.z. mijn vroege studiejaren) was, al had het grove beton uit de foyer (het niemandsland rondom de zaal) wel weggestuukt mogen worden.

In die Grote Zaal voerde men gisteravond renaissancemuziek uit. Het Huelgas-ensemble schotelde ons een programma met muziek van de Sloveense componist Jacobus Gallus (het Festival Oude Muziek had immers Habsburgers besteld) voor. Wat moeten we überhaupt zeggen over een concert met zo’n gerenommeerd ensemble en zulk specialistisch repertoire?

De componist was in elk geval geen verkeerde keus. Gallus was een echte eclecticus, die net als iedereen hoog opkeek naar de Vlaamse polyfonisten maar evengoed naar de Venetiaanse meerkorigheid luisterde. Dat geeft zijn werk de afwisseling die bij veel renaissancecomponisten ontbreekt.

In het eerste deel van het concert stonden veel breekbare, ‘Vlaamse’ motetten geprogrammeerd. Het is altijd weer een schok om die stukken in de concertzaal te horen en niet in de kerk: er is geen galm die de samenklanken secondelang meedraagt en elk kuchje laat zich meedogenloos horen. Het stelt ook hogere eisen aan de uitvoerenden: a capellapolyfonie klinkt niet meer vanzelf hemels. Natuurlijk weet het ervaren en hoog geprezen Huelgas Ensemble er wel raad mee, ook als het zwaar chromatische Mirabile mysterium voorbij komt.

Een heel ander verhaal zijn de chansons. Hun snellere ritmes verdragen juist geen echo en kerkelijke sacraliteit. Het Huelgas Ensemble pakte ze goed aan, al kon er soms nog wel een beetje méér schwung in. Die stukken zijn immers geprogrammeerd om het ernstige af te wisselen.

In de meerkorige werken op Venetiaanse leest komt minder verregaande polyfonie voor. Deze werken steunen op hun echo-effecten en hun spel met ruimtelijke opstelling. Het ensemble nam de bedoeling van die werken duidelijk serieus: nu eens werden er ensembleleden op het balkon achter het podium gezet, dan zong een groep zangers zijn echo’s zittend (terwijl het hoofdkoor stond) en dan weer stonden er vier groepjes in elke hoek van het podium. Op een zeker moment gingen de zangers zelfs over het podium lopen. Dat vind ik wat overdreven: anders dan in een kerk, waarin de zangers om de gemeente heen lopen, heeft lopen over het podium, waar het publiek rondom zit, nauwelijks een hoorbaar effect op de muziek. (Vredenburg, met zijn vele trappetjes en muurtjes, leent zich natuurlijk niet voor een wandeling om het publiek heen.)

Wie gisteravond de horde van de renaissancemuziek had genomen (ervan uitgaande dat het merendeel van het publiek niet uit kenners bestond), werd niet teleurgesteld door dit slim samengestelde programma. De uitvoering stelde al evenmin teleur – een paar niet-helemaal-gelijke inzetten, maar een kniesoor die erover valt. Na een jaar of 500 spreken de Vlamingen nog altijd een behoorlijk woordje mee als het om renaissancemuziek gaat!