Daniël Lohues – D

Wie mij kent en/of mijn blog volgt – niet zo veel mensen, ben ik bang – weet dat ik de platen van Daniël Lohues blind koop. Je bent deskundige of je bent het niet, tenslotte. Dezer dagen kon ik de winkel weer in, want Lohues heeft weer een album uitgebracht, zoals hij al jarenlang met een ijzeren regelmaat in februari doet. De Drentse zanger-schrijver maakt veel platen en ook voortreffelijke – een opvatting die je in veel meer recensies terugvindt. Met die staat van dienst ligt de lat natuurlijk hoog. We moeten daarom streng zijn: gewoon een ‘goede’ plaat is niet genoeg.

D opent al meteen veelbelovend met een oorstrelend bluegrassliedje (“Niks is meer weerd as vandaage”); een echt Lohues-liedje ook: zowel de muziek als de alledaagse filosofie komen ons vertrouwd voor. Dat betekent niet dat hiermee de toon voor de hele plaat gezet is. Zoals het voorgaande album, Ericana, rockinvloeden in zijn bluegrasslandschap toeliet, zo waaiert dit album uit naar de mainstreamcountry (“Weet da’k wat vergeten bin”, “Zunde, zunde, zunde”), terwijl er ook luisterliedjes opstaan die aan het Allennig-vierluik herinneren.
  Ook tekstueel is er iets veranderd. Hoewel het album wel opent met een filosofisch liedje, gaat een groot deel van de plaat over de liefde; over meerdere liefdes uit Lohues’ leven, zo te horen. Ook zijn er liedjes over vrienden die het soms blijkbaar moeilijk hebben, en natuurlijk liedjes over het weggaan en weer thuiskomen. Opvallend, en een beetje verontrustend, is de afsluiter “Met joe weet ik altied hoe en wat”. Gaat dit over een imaginaire vriendin?
  Als we zo streng zijn als ik me hierboven had voorgenomen, zijn er wel een paar liedjes die niet helemaal voldoen aan de eisen. “Op het platteland”, nochtans tot single gebombardeerd, schiet bijvoorbeeld tekort. Het komt een beetje over als boerenchauvinisme, al is het vast niet zo bedoeld. Lohues, de meester van het intieme, persoonlijk en alledaagse, is niet op zijn best als hij een plechtig, kamerbreed lied probeert te schrijven. Ook sommige van zijn liefdesliedjes vallen weinig op. Dat kunnen we de muzikant echter gemakkelijk vergeven als we luisteren naar het rocky (maar akoestische) “Joezölf”, of naar het sublieme naspel in “Kom mar hier”: een paar akkoorden op het harmonium die in al hun eenvoud niet zouden misstaan in het werk van César Franck.

Dit is alweer de vierde van de “Emmer platen”, de albums die Daniël Lohues maakt met zijn vrienden Bernard Gepken en Guus Strijbosch. Lohues heeft al aangekondigd dat het zijn laatste is: het wordt tijd voor iets anders. Jammer, zou je misschien zeggen, want deze combinatie klinkt nog lang niet afgezaagd. Aan de andere kant heeft de Drentse musicus altijd uitgeblonken in veelzijdigheid. Misschien kan hij maar beter nieuw terrein verkennen: des te meer zal hij ons met zijn volgende plaat verrassen.

OOR-popencyclopedie, 19e editie

Sinds 1978 brengt OOR elke twee jaar een popencyclopedie uit. Tien jaar geleden kreeg ik de editie van 2004, die ik bestudeerde tot ik haar bijna uit mijn hoofd kende. Een decennium later is de popmuziek flink veranderd, dus werd het wel tijd voor een nieuwe versie. Het blijkt meteen de laatste te zijn: “The final edition”, staat er op de kaft.

Begrijpelijk, maar jammer. Begrijpelijk omdat je tegenwoordig een veelvoud van de pop-informatie uit dit boek gratis via het internet kunt inzien (terwijl informatie op het internet in 2004 nog vaak chaotisch en onbetrouwbaar was). Zelf heb ik net zo goed aan die ontwikkeling meegewerkt, door mijn jarenlange bijdragen aan Wikipedia. Toch zal ik de Popencyclopedie missen. Met honderden dicht bedrukte pagina’s A4 staat er nog steeds heel erg veel in, en je hebt het overzichtelijk op papier bij je. Veel meer dan van het internet, dat verstopte informatieriool, kun je uit dit werk bijvoorbeeld nuttige tips halen, en ontwikkelingen zijn een stuk beter bij te houden.

The final edition, dat is niet zomaar de laatste editie maar ook de definitieve editie. Dat schept verwachtingen. Is deze negentiende druk geschikt voor de eeuwigheid?
  Deze editie is in elk geval dikker dan ooit; dat begint al goed. Dat betekent dat er voor het nieuwe materiaal niet massaal oude lemma’s zijn weggehaald. Natuurlijk zijn er wel artikelen verdwenen – zo gaat dat al vanaf de tweede editie. Wie ligt er nog wakker van Aaliyah, of van de Raymzter, om maar eens twee acts te noemen die in 2004 nog een part lemma hadden? Het lemma ‘Destiny’s Child’ is vervangen door ‘Beyoncé’ – haar solowerk is nu immers belangrijker. Het schrappen van Shakira doet pijn (ze is nog altijd een van de grootsten van haar continent), het schrappen van Skik dan wel Daniël Lohues (nu een kopje onder ‘Nederland’) is een vergissing: een zeer productieve muzikant met platen die hoge ogen gooien bij critici, ook die van OOR zelf.
  Wel terecht verwijderd zijn acts die weinig met popmuziek te maken hebben. Orchestra Baobab (aanwezig in de 14e en 15e editie) is ongetwijfeld een topgroep maar hoort thuis in speciale boeken over Afrikaanse muziek. Hetzelfde geldt voor Philip Glass: hoe invloedrijk hij ook is, hij blijft een klassiek componist en stond in de Popencyclopedie een beetje uit zijn context. Gek genoeg mocht jazzman Miles Davis zijn lemma wel houden.

Als we kijken naar de informatie die erbij is gekomen, dan blijken er voornamelijk bestaande lemma’s te zijn uitgebreid. Nieuwe platen, nieuwe projecten, bezettingswisselingen, sterfgevallen (Lou Reed!) etc. Zelden is de gelegenheid te baat genomen om een artikel echt te herschrijven. Soms is de tekst domweg verouderd. Voorbeeld: van Ashanti (een kopje onder ‘R&B’), van wie al in geen tien jaar meer iets vernomen is, wordt gezegd: ‘Dat lijkt haar populariteit voorlopig niet te deren.’
  Bij brede artikelen begint deze werkwijze (cumulatieve updates) soms te irriteren. Het kopje ’21e eeuw’ in het artikel ‘Nederland’ beslaat inmiddels 18 kolommen (6 pagina’s) in wc-rolopmaak (natuurlijk om ruimte te sparen; een nadeel van papieren media), met eindeloze reeksen namen, vaak zonder noemenswaardige beschrijving (het doet denken aan een telefoonboek). Een betoog of lijn is ver te zoeken – het overduidelijke resultaat van steeds weer achter elkaar plakken van nieuwe feiten. Sommige acts worden zelfs twee keer omschreven (bijvoorbeeld Nynke Laverman).
  Natuurlijk zijn er ook nieuwe acts bijgekomen. Niet allemaal hebben ze evenveel in het boek te zoeken. Lady Gaga, De Staat en The xx zijn terecht opgenomen; Go Back to the Zoo en The Lumineers daarentegen lijken me minder relevant; uit hypothetische volgende edities zouden ze even gemakkelijk weer verdwijnen. Dat maakt het boekwerk, dat zoals gezegd zonder opvolger zal blijven, al minder geschikt voor de eeuwigheid.

Een voordeel van de Popencyclopedie tegenover Wikipedia is de journalistieke invalshoek. De schrijvers zitten niet met handen en voeten gebonden aan Wikipedia’s ijzeren objectiviteitsbeginsel en mogen weleens hun gefundeerde mening geven. Het is een verademing als een artikel over Amy Winehouse opent met ‘Joodse soulzangeres die zwarter klinkt dan heel Motown bij elkaar.’ Ik twijfel wel over Lordi (genoemd in het kopje ‘Eurovisie Songfestival’ onder het lemma ‘Hitparadepop’): wat ik ervoer als een kleine revolutie (metal in een popliedjesbolwerk!), doen zij af als ‘nog het beste te omschrijven als een parodie op de hardrock’. De ergste valkuilen weten ze niettemin te ontwijken: Justin Bieber, pispaal van alle zelfverklaarde popliefhebbers, wordt hier met respect behandeld. (Of hij een eigen lemma verdient, is trouwens vers twee.)

Verschillende lemma’s bevatten fouten, vooral als ze gaan over andere muziek dan de pop sinds midden jaren ’60. In het artikel ‘Avant-garde’ wordt atonale muziek nog steeds gelijkgesteld met twaalftoonsmuziek; in het lemma ‘Nederland’ begint de vaderlandse rock nog steeds met Peter Koelewijn. Althans: in de hoofdtekst, want verderop in het artikel hebben de echte pioniers, de Tielman Brothers, wel een eigen kopje. Het onderzoek van Lutgard Mutsaers wordt zelfs expliciet genoemd. Was het, al jarenlang, echt te veel gevraagd om ook de hoofdtekst te herschrijven?
  Nu we het toch over Mutsaers hebben: zij beschreef niet alleen de indorockers, maar ook de Palingpop. De Popencyclopedie deed dat jarenlang ook. In 2004 verloor de BZN echter zijn lemma (sindsdien een kopje onder ‘Nederland’). De redactie had die ruimte nodig voor de ‘betere popmuziek’ (haar eigen woorden), waar BZN ondanks zijn grote plaatverkoop uiteraard niet onder viel. Ik heb het altijd nogal elitair gevonden dat een band, die de muziekwetenschap wel de moeite van het bestuderen waard acht, door een muziekblad te min werd gevonden.
  Des te blijer was ik met het artikel ‘Nick & Simon’. Blijkbaar hadden de auteurs zich toch over hun persoonlijke smaak heen gezet. Het roept wel nieuwe vragen op: waarom dan niet Jan Smit (nu op minstens drie verschillende plaatsen in het boek behandeld)? Of de 3JS? Had er niet beter een lemma ‘Volendam’ of ‘Palingpop’ kunnen komen, waarin de hele traditie in één verhaal verteld wordt?

Het is duidelijk: als ik de Popencyclopedie (mede) had geschreven, had ik haar anders gemaakt. Dat maakt het echter geen slecht boek. De overgrote meerderheid van de informatie is juist, bruikbaar, eerlijk en goed afgewogen. Er is maar één ding waar deze negentiende editie echt in faalt: de definitieve versie zijn. Als de mensen van OOR echt een monument willen achterlaten, moeten ze over twee jaar nog een editie uitbrengen, met minder nadruk op recente bands, meer coherente verhalen en meer aandacht voor muziekwetenschappelijk onderzoek. Mochten ze nog een musicoloog zoeken: ik ben beschikbaar!