Koninginnedagconcert 2013

Alles is koning, koningin en troon dezer dagen, en alleen al daarom had het Koninginnedagconcert van dit jaar mijn aandacht; het is immers het laatste, in elk geval tot Amalia de troon bestijgt.

Beatrix houdt van oude muziek, net als wijlen prins Claus, en nodigde voor deze gelegenheid Frans Brüggen en zijn Orkest van de Achttiende Eeuw uit. De naam van dit orkest is al een dik decennium misleidend: waar de blokfluitist jarenlang alleen voor barok en vroeg klassiek ging, houdt hij zich in deze eeuw ook met de opkomende romantiek bezig. Zo ook vanavond: Mendelssohns Italiaanse symfonie en Chopins tweede pianoconcert stonden geprogrammeerd.

Brüggen heeft de hebbelijkheid om de artistieke keuzes die hij altijd al op de barok toepaste, op dit repertoire over te enten. Zoals wel meer mensen uit de oudemuziekwereld gebruikt hij zeer weinig rubato; om te voorkomen dat het mechanisch wordt, vertrouwt hij op dynamiekverschillen. Dat is voor achttiende-eeuwse muziek al een aanvechtbare keuze – Richard Taruskin wees er ooit op dat deze zakelijke esthetiek weinig met ‘authentieke’ uitvoering te maken heeft, maar juist typisch iets van de twintigste eeuw is. Voor negentiende-eeuwse muziek is het echter dodelijk. Een fraai maar muzikaal niet zo avontuurlijk werk als de Italiaanse symfonie slaat op die manier dood. Het andante klonk vlak, het scherzo onnoemelijk tam. Zelfs naar het einde van een deel toe bleef Brüggen als een metronoom dirigeren.

Na deze Mendelssohn verwachtte ik niet veel van Chopin. Hier kwam ik echter bedrogen uit: aan de hand van pianiste Dina Joffe (een joods-Letse pianiste gespecialiseerd in de vroege romantiek – bedankt Wikipedia) kon het orkest me geen moment vervelen. De tempi klopten, de dynamiek klopte, en het rubato, de onontbeerlijke schwung van de romantiek, was in volle glorie aanwezig. Misschien was dat meer de verdienste van de pianiste dan van de dirigent: sommige orkestritornellen klonken ook hier erg gelijkmatig. Gelukkig leidden eventuele verschillen van inzicht niet tot miscommunicatie tussen orkest en solist; Frans Brüggen blijft natuurlijk een bekwaam dirigent met een uitstekend orkest. Iets wat we natuurlijk al wisten, en wat ook bleek uit de prima beheersing van de historische instrumenten. Al hadden de natuurhoorns en -trompetten – instrumenten die zelfs de beste blazers niet foutloos bespelen – voor deze concerten best door modernere modellen met kleppen vervangen mogen worden.

Recensenten worden opgeleid om kritisch te schrijven, maar uiteindelijk is dit slechts mijn mening. Hebben jullie het concert ook gehoord? Laat maar horen wat je ervan vindt!

Naar nieuws op een mooie dag: het einde van de Boudisque

Verse Naxos-cd’s van de Boudisque. Dit beeld gaan we na volgende maand nooit meer zien. :’-(

Vandaag las ik het via Twitter: De Boudisque aan het Utrechtse Vredenburg gaat per 1 juni dicht. Nadat eerder al de iconische winkel in Amsterdam zijn deuren sloot, sterft nu ook de laatste loot aan de stam aan immer afnemende belangstelling voor klassieke muziek en de teruggelopen relevantie van cd’s.

Het bewuste bericht liet natuurlijk niet na om te melden dat de platenzaak in een of andere vorm al 65 jaar bestaat, eerst als Staffhorst, later als Ear & Eye. Nou ja, dat zal allemaal wel. Natuurlijk is het vreselijk jammer als een tijdperk van twee derde eeuw eindigt, net zoals het zonde is wanneer een familiebedrijf na 468 jaar aan een grotere concurrent wordt uitgeleverd.

Maar ik ben geen geboren Utrechter en voor mij begint de echte geschiedenis van de winkel pas in 2002. Hij heette toen nog Ear & Eye, zat in de aftandse steeg die Drieharingstraat heette (hoe toevallig: de Amsterdamse versie zat aan de Haringpakkerssteeg!) en besloeg daar twee derde van de noordkant. Een enorme zaak, die alles en alles had: grote helden van me als Mozart, Wagner en Bruckner, maar ook de soundtrack voor een Redneckfeest, nichterige hitparadepop, kneiterlelijke avantgarde en obscure Corsicaanse polyfonie. (Ik heb het allemaal ooit daar gekocht!)
  De winkel lag op de weg (althans op een route) van Hoog Catharijne naar de Drift, waar ik college liep (da’s ook goeddeels verleden tijd trouwens, muziekwetenschap aan de Drift), en zodoende ontdekte ik hem bij toeval. Minder toevallig was, dat ik er sindsdien vooral uit college bijna steeds langs liep. Mijn hemel, wat heb ik mezelf daar op kosten gejaagd! Maar ook erg aan mijn eruditie gewerkt, in de tijd dat je alleen nog pop illegaal kon downloaden.

Na anderhalf was het gedaan met op en neer reizen (ik had een kamer), maar niet met het platen aanschaffen. Ook niet toen de naam een paar jaar later veranderde in Boudisque. Malaise in de platenbusiness? Dat raakte toch alleen de grote jongens. De echte liefhebbers bleven toch wel cd’s kopen. Tot in 2009 de donderslag bij heldere hemel viel. De zaak dicht en een briefje voor de ruit: door “bijzondere omstandigheden” kon ik de bestelde cd’s voorlopig niet ophalen. Toen de zaak weer openging, bleek wat die omstandigheden waren: de tent was failliet, en doorgestart met een nieuwe investeerder die daar meer filantropische dan zakelijke gronden voor had. Voortaan moest Boudisque verder in een klein rotpand aan het Vredenburg, met alleen klassiek en metal. De verkeerschaos, de eeuwige bouwput (nota bene voor het Muziekpaleis!) en de crisis deden de rest: er kwam steeds minder volk naar binnen. Het uiteindelijke bericht kwam als een doffe dreun, maar misschien geen onvoorziene.

Vraag me niet waarom, maar het bericht dat het tijdperk-Boudisque ten einde loopt was voor mij en vele anderen dé gelegenheid om er weer eens iets te kopen. Ik stond in het hoekje van de esoterische avant-gardemuziek te praten met verkoper (en musicoloog) Emanuel, en koordirigent (en gesjeesde musicoloog) Lodewijk, twee erkende nieuwemuziekzeloten. We hadden het over Stockhausen. Zijn werk was geweldig, en het zou zeker repertoire houden, vonden we alle drie, terwijl we wat lachten om zijn excentrieke leven. Trouwens: alle goede muziek zou wel blijven. Uit de luidsprekers klonken divertimenti van Mozart. Ook al zo zorgeloos en optimistisch. Misschien lag het aan het weer, maar geen van drieën leken we bereid om te treuren op het moment dat dat eigenlijk hoorde.

Musicologen zijn rare mensen, en misschien is ons optimisme wereldvreemd en misplaatst. Maar toch: ik ben overtuigd dat klassieke muziek niet kapot kan. Geen nieuwe techniek of ongunstige trend kan op tegen eeuwigheidswaarde. Het enige wat van belang blijft, is dat zij die erin geloven bezig blijven. Blijven spelen, blijven luisteren en niet te vergeten: blijven componeren, want aan actieve participatie ontbreekt het nog wel eens in deze wereld. Ik zal me vanaf nu dubbel zo hard inzetten, het liefst met jullie!

Humor en onzin in de muziek

Componist: W.A. Mozart. Muziek: geniaal. Tekst: meningen verdeeld.
Ik heb al een eeuwigheid niets meer gepost, en wat kan ik op deze frisse maar mooie 1 april beter toevoegen dan een stukje over de grootste lolbroek in de muziek?

Wolfgang Amadeus Mozart, een van de meest gewaardeerde en populairste componisten, stond als mens vooral bekend om zijn merkwaardige gevoel voor humor. Bekenden, zijn nichtje Maria Anna Thekla voorop, werden overstelpt met grappen, meestal van het poep-en-piesgenre, en mensen die ogenschijnlijk niets verkeerd hadden gedaan, werden het mikpunt van practical jokes. Zijn vaste hoornist Joseph Leutgeb kreeg bijvoorbeeld te lezen dat “Wolfgang Amadé Mozart medelijden [heeft] gehad met Leutgeb, ezel, os en nar” (in het tweede hoornconcert), kreeg een partituur in vier verschillende kleuren inkt (vierde hoornconcert) en kreeg allerlei onzinnige aanwijzingen. Leutgeb moet een van de beste hoornisten op zijn minst uit Wenen zijn geweest, maar Mozart vond hem duidelijk een pias.
  Ene Martin komt er nog minder gunstig vanaf. Over hem maakte Mozart een intelligente canon met een wat minder hoogdravende tekst: “O jij ezelige Martin, o jij Martinige ezel, je bent zo rot als een knol zonder hoofd en benen.” Die arme Martin is blijvend de lul, want nu nog gebruiken veel koren het stuk als inzinger. Al hebben ze wel heel lang de laatste regels gecensureerd: “O beste Liperl, ik vraag je vriendelijk, lik toch gauw mijn reet.” Het lik-mijn-reetthema komt bij Mozart vaker terug: in een gigantisch moeilijke zesstemmige canon is het de enige tekst (de rest van de tekst is door anderen toegevoegd)!
  Soms maakt Mozart geen grap met de partituur of de tekst, maar met de muziek. Als je onvoorbereid luistert naar Ein musikalischer Spaß kom je van een kouwe kermis thuis: het slechtste werk dat Mozart ooit heeft geschreven! De ondertitel “Dorfsmusikanten-Sextett” maakt al wat meer duidelijk: het is een voorbeeld van hoe muziek componeren en spelen niet moet. De stadse Mozart voert zes dorpsmuzikanten op die er een enorm potje van maken. Inspiratie haalde hij bij zijn afgekeurd oefenwerk van zijn leerling Attwood, maar ook bij zijn kanarie, die twee wijsjes door elkaar kon zingen. In het laatste deel komt alle vuiligheid bij elkaar: de instrumenten gaan in meerdere toonsoorten tegelijk spelen en het stuk eindigt met een vreselijke dissonant. Zonder het te weten heeft Mozart hier de moderne muziek uitgevonden!

Ik heb een heel stukje over 1-aprilmuziek kunnen vullen met werk van Mozart. Maar is er natuurlijk veel meer niet-serieuze muziek. Jullie hebben vast wel suggesties. Kom maar op!

PS: Je veters zitten los!