Als medewerker bij een radiozender kom je met een hoop muziek in aanraking. Helemaal mooi is het als je wat muziek mag meenemen. Een beknopte recensie als dank aan mijn collega’s bij de Concertzender.
Bij de Concertzender hebben we een indrukwekkende wand met tienduizenden cd’s. We hebben al een tijdje alles gedigitaliseerd, en via Muziekweb kunnen we ook binnenhalen wat we zelf niet tegen de muur hebben staan. Niettemin zullen we onze collectie niet gauw wegdoen. De cd’s staan voor wat wij doen en waar wij trots op zijn. Wie deze wand ziet, neemt ons meteen serieus als radiozender.
Onlangs kwam er een lading cd’s binnen uit een particuliere collectie. De eigenaar was overleden of deed ze weg, dat is me niet helemaal duidelijk. In elk geval is een van mijn collega’s – die net als ik op vrijwillige basis bij de zender werkt – bezig de collectie te schiften. Wat we nog niet hebben wordt opgenomen, wat dubbel is gaat weg – naar ons. Zodoende heb ik al drie keer een ladinkje cd’s kunnen meenemen – niet zelden nog redelijk obscuur werk. Afgelopen week was het weer raak. Omdat ik graag mijn dankbaarheid toon, zal ik er nu eens een stukje aan wijden.
Dat heeft als bijkomend voordeel dat ik eindelijk weer een positief stukje kan schrijven, want het (veel te) weinige wat is de laatste jaren heb gepost was behoorlijk zwartgallig. Met deze cd’s ben ik blij en dat mag de wereld best weten.
Purcell – Aria’s en instrumentale muziek. Capriccio Stravagante; Howard Crook (tenor)
Label: Deutsche Harmonia Mundi; catalogusnummer: 05472 77419 2
Kennen jullie Deutsche Harmonia Mundi nog? Of beter: de serie Baroque Esprit? Een mooie serie was dat, met op de voorkant steeds een mooi schilderij uit een Europees topmuseum. Een budgetlabel bovendien, want het waren oude opnamen. In het begin van mijn carrière als koper van klassieke cd’s (mijn puberteit) heb ik meerdere van die schijven gekocht. Deze cd is uitstekend geschikt voor (en vast ook gericht op) instappers. De grote hits van Purcells kamermuziek (vocaal en instrumentaal) staan erop. Uitvoering is prima.
Telemann – 6 concerto’s voor fluit en klavecimbel. Valérie Blassa (fluit), Antonio Fringé (klavecimbel), nog twee continuo-pipo’s.
Label: Nuova Era; catalogusnummer: 7135
Uiteraard gaat het hier niet om concerten in de zin van composities voor solo-instrument en orkest. Telemann bedoelt sonates voor fluit en concertant klavecimbel (in plaats van de gebruikelijke basso continuo). Bij Bach was dit de gebruikelijke manier van doen, bij zijn tijdgenoten was het de uitzondering.
Geen verkeerde uitzondering. Ondanks de erg onaantrekkelijke lay-out van de schijf (Nuova Era is geen Baroque Esprit zal ik maar zeggen) en de hardnekkige reputatie van Telemann als veelschrijver, is ook deze muziek weer uit de kunst. Telemann weet toch altijd weer de vonk van inspiratie te vinden en zoekt op zijn eigen manier het experiment op.
Liszt – liedbewerking naar Chopin, Clara en Robert Schumann en Mendelssohn. Joseph Banowetz, piano.
Label: Naxos; catalogusnummer: 8.553656
Tja, Naxos… wat heb ik die in mijn leven een partij rijk gemaakt. Altijd weer wisten ze veel te bieden voor weinig geld, en in plaats van keer op keer het ijzeren repertoire op te nemen, gingen ze voor onontdekte pareltjes uit alle tijdperken en windstreken. Steeds weer nieuwe muziek heb ik leren kennen, en de uitvoering was meestal goed tot geweldig.
Het spreekt voor zich dat ze ook het volledige pianowerk van Liszt hebben gedaan. Dat geschiedde midden jaren ’90. Het oeuvre van Liszt is nogal omvangrijk en de pianotranscripties hoor je niet zo heel vaak. De meeste liederen op de plaat zijn ook niet zo gek bekend. Wie kent bijvoorbeeld de Poolse liederen van Chopin – naast zijn cellosonates de enige composities van de man waarin de piano niet de hoofdrol heeft? Ook de bewerkte Schumannliederen horen niet tot de bekendste. Van Mendelssohn kende ik wel “Auf Flügeln des Gesanges”. In ieder geval blijkt uit de transcripties maar weer dat de afkeer die de Schumannen van Liszt hadden niet wederzijds was. Met de uitvoering is niets mis. Nu wil ik natuurlijk de hele serie.
Wilhelm Kempff – Pianotrio in g; Kwartet voor piano, fluit, viool en cello in G, opus 15.
Label: Arte Nova; catalogusnummer: 74321 34252 2
Ook Arte Nova was een geliefd budgetlabel in de jaren negentig en vroege jaren nul. Aan Naxos kon het niet tippen, maar het was een goeie tweede. Ze werden verkocht bij Van Leest (kent u die nog?). Net als Naxos hadden ze een gedurfde programmering waarin, naast grote namen, ook ruim aandacht was voor onbekende muziek.
Zo kwamen ze op de kamermuziek van Wilhelm Kempff. Deze pianist, een van de grootheden van de twintigste eeuw, componeerde ook en had daar voor de oorlog best succes mee. Wat componeerde hij? Muziek in de romantische trant. Helaas geen heel goede muziek. Kempff componeert in de geest van Brahms, maar ik denk dat Brahms deze muziek in de prullenbak had gegooid. De noten zijn ofwel minder geïnspireerd (saaier) of te vergezocht: de componist probeert zijn muziek te kruiden met onverwachte effecten die er plompverloren in vallen.
Begrijp me niet verkeerd: als ik iets componeer, is het resultaat niet beter. Dan leun ik ook op hele en halve clichés, om nu en dan een verrassingseffect in te bouwen. Maar als je muziek aan de wereld toevertrouwt, mag je een streng oordeel verwachten. En dat moet toch zijn dat deze muziek historisch interessant is, maar artistiek niet. Voeg daarbij toe dat de uitvoering ook niet 100% is (de toon van de viool bevalt me bijvoorbeeld niet) en je begrijpt dat ik deze cd niet zou aanbevelen als hij nu uitkwam.
Per clavicembalo modern. Gośka Isphording (klavecimbel)
Label: PWM Edition / Dux; catalogusnummer: PWM 10926; Dux 0605
In weerwil van de titel is dit een Poolse cd met uitsluitend Poolse componisten. Hanna Kulenty, Zbigniew Bargielski, Marta Ptaszyńska, Wojciech Widłak, Marcel Chrzyński, Aleksandra Gryka, Zygmunt Krauze, Włodzimierz Kotoński. Kent u ze, ken ik ze? De klavecinist ken ik wel: Gośka Isphording is een regelmatige bezoeker van ons concertarchief met allerhande modern werk voor klavecimbel (en af en toe wat ouder werk).
Het is een mooie staalkaart van het moderne componeren. We horen composities in allerlei soorten – tonaal, atonaal, historiserend, clusteriaans. Het is wel een lange zit: een uur lang het scherpe geluid van het klavecimbel in combinatie met verschillende moderne idiomen gaan je niet in de kouwe kleren zitten. Maar als liefhebber van moderne muziek moet je dat kunnen hebben.
Klavecimbelmuziek uit Italië, Duitsland en Nederland. Gustav Leonhardt (klavecimbel)
Label: Deutsche Harmonia Mundi; catalogusnummer: 05472 77425 2
Als moderne klavecimbelmuziek te vermoeiend is, worden we hier op onze wenken bediend met oude klavecimbelmuziek. Het is de facto een album met muziek – ten dele heel bekende muziek – uit twee eeuwen met weinig onderlinge samenhang. Giovanni Picchi, Giovanni de Macque, Tarquinio Merula, Johann Kasper Kerll, Jan Pietrsz. Sweelinck, Gisbert van Steenwick, Heinrich Scheidemann, Johann Sebastian Bach en Carl Philipp Emanuel Bach. Op drie verschillende spijkerbakken.
Je moet natuurlijk van het statuur van Leonhardt zijn om zo’n plaat te mogen opnemen. En dan nog vraag ik me eerlijk gezegd af of de wereld dit nodig heeft. Neem liever een homogene plaat met veel onbekend materiaal op. Dit kun je wel weer op een concert doen. Natuurlijk is de uitvoering uitstekend en was de vent onuitstaanbaar.
Ruggero Leoncavallo – 19 onuitgegeven aria’s. Fausto Tenzi (tenor), Roberto Negri (piano).
Label: Nuova Era; catalogusnummer: 7178
Nou, hier hebben we een homogene cd: een klein uur gelijk gekleurde muziek. Opnieuw van het label Nuova Era met zijn on-Italiaans zakelijke opmaak. 19 aria’s, liederen eigenlijk. In het Italië van de negentiende eeuw was het opera voor en opera na, maar omdat je niet in elk gehucht elke week een complete productie op de plank kon brengen, toerden zangers ook wel met liederen. Opera-achtige liederen, soms arrangementen van aria’s, soms oorspronkelijk. De cd is taai. Alle liederen zijn goed, maar heel veel variatie zit er niet in. De teksten gaan maar altijd over l’amore (of l’amour, want een paar liederen zijn Franstalig) en de schallende operatenor vol vibrato (niet ons idee van een liedstem, wel de manier waarop dat in Italië ging) vermoeit je oren ook. Dit is vooral degelijk archiefwerk, geknipt om af en toe iets uit te laten horen voor de radio maar niet om in één keer uit te luisteren.
Guillaume Lekeu – Pianotrio in c; Pianokwartet. Spiller Trio; Oscar Lysy (altviool)
Label: Arts; catalogusnummer: 47567-2
Wat is dat toch met Lekeu en zijn pianokwartet? Het is niet af, maar op zowat elke cd met muziek van deze jonggestorven Belg staat deze compositie. De andere cd die ik van hem heb ook al, en nog een cd die werd weggedaan (en die ik heb laten liggen) bevatte dit werk. Nou ja, er is al veel geschreven over deze componist en zijn kleine oeuvre. Als je niet weet hoe mooi het is: bij dezen, luisteren. Dat mag net zo goed naar deze cd zijn, want daar is niets mis mee.
August De Boeck – Symfonie in G; Vioolconcert; Rhapsodie Dahoméenne
Label: Marco Polo; catalogusnummer: 8.223740
Nog een Belg, een Vlaming deze keer. En lang niet zo bekend als Lekeu, ondanks of dankzij zijn veel langere leven. Ik had in elk geval nog nooit van hem gehoord. Marco Polo, het oudere broertje van Naxos, lichtte hem in 1995 uit als deel van een serie met Vlaamse componisten.
Wow. Gewoon wow. Wat een ontdekking! De symfonie brengt je meteen in de sferen van het Machtige Hoopje. In zijn conservatieve omgeving van eind negentiende eeuw liet deze Vlaming zich inspireren door de modernste Russen. Vooral Borodin hoor je constant terug: in de melodiebouw, in de instrumentatie, in de harmonieën. Dat is geen slecht compliment: voor mij is Borodins Tweede Symfonie een van de beste orkestwerken ooit. Dát niveau (het adembenemende frygische begin en het onvergetelijk roerende langzame deel) haalt De Boeck niet, maar dat is ook te veel gevraagd. Vanaf het begin ben je geboeid, en geen moment voelt het gekunsteld aan. Het scherzo (in het boekje als ‘Bruegheliaans’ omschreven) met zijn 6/8 tegen 3/4, het langzame deel dat balanceert op de grens van dagdroom en nachtdroom, je verwacht het gewoon niet in een klein muziekland als België. Hooguit in Parijs – en die constatering herinnert ons eraan wat Debussy allemaal te danken heeft aan de Russen.
Het Vioolconcert is dertig jaar jonger maar heeft ongeveer dezelfde stijl. Dat is belangrijk, want de leden van het Machtige Hoopje hebben geen vioolconcerten geschreven (toch?). Het enige concert waarmee je dit een beetje kunt vergelijken is het concert van Sibelius. De Dahomeyse rapsodie tot slot valt een beetje tegen. Dat zegt vooral veel over het ongehoorde niveau van de eerste twee werken, want matig of slecht is deze compositie zeker niet! Ik had de volgorde op deze cd omgekeerd, dan werk je langzaam naar het hoogtepunt toe. Bovendien klopt dat ook mooi met de traditionele indeling van een concert. Opvallend is dat de muziek geen West-Afrikaanse elementen heeft (geen trommels of gesyncopeerde ritmes); de luisteraar moet het doen met abstracte exotische beelden. Een uitstekende binnenkomer, en bij leven ook De Boecks populairste werk.
Orkesten van Nederland en waar ook ter wereld: zet De Boeck, en vooral de symfonie, op je programma. Dit werk verdient veel meer bekendheid!