Rising Phenix en Bruckner 7 in TivoliVredenburg

Wij muziekliefhebbers zijn al tig keer in het nieuw uitgebouwde Vredenburg geweest. Na een halfjaar is de nieuwigheid er alweer vanaf. We zouden dan ook haast vergeten dat ook een halfjarig muziekpaleis reden genoeg is om eens een feestje te bouwen met een groots opgezette opdrachtcompositie. Voor het spelen van Bruckners zevende is niet eens een jubileum nodig: daarvoor is elke reden goed genoeg.

Joey Roukens, die de heropening van de vernieuwde muziektempel vierde met de cantate Rising Phenix (sic), trok in 2001 als negentienjarige voor het eerst de aandacht. Op een verzamel-cd vol vioolcapriccio’s van Nederlandse componisten deed hij meteen van zich spreken met een onbeschaamd toegankelijk stuk waarin popinvloeden eerder gebroederlijk dan confronterend naast klassieke stijlcitaten stonden. Sindsdien is zijn stijl niet wezenlijk veranderd. Voor dit werk, op teksten van sir Henry Newbolt en oude alchimisten, maakte Roukens dankbaar gebruik van een hele reeks grote componisten. Mahler viel onmiddellijk op, de Auferstehungssinfonie (die natuurlijk hetzelfde thema behandelt) maar ook “O Mensch, gib Acht” uit diens derde symfonie. Stravinsky en Debussy komen ook om de hoek kijken. Heel duidelijk is de invloed van John Adams (welke componist jonger dan vijftig is niet door Adams beïnvloed?). Ik had op bepaalde momenten het idee dat de componist aan de lijn hing – of hij zijn woodblocks terug mocht. De popmuziek was ook nooit ver weg, dat begon al meteen met het 2-4-5-akkoord (‘sus-akkoord’) in het begin en had zijn voortzetting in de vele syncopen bij de snelle delen.
  Roukens is trouwens verbluffend eerlijk over al die invloeden: hij noemt ze allemaal keurig netjes in het boekje. Zelfs de niet onmiddellijk hoorbare invloeden biedt hij op een presenteerblaadje aan: het is geen toeval dat Phenix, net als Bruckner 7, in E begint en eindigt.
  Vroeger moest je als serieus kunstenaar wel uitkijken niet in de buurt van de grens tussen kunst en kitsch te komen. Roukens’ generatie (de mijne, voor de goede orde) zit daar niet meer mee: vooral het middeleeuws-Latijnse deel krijgt provocatief zoetgevooisde melodieën mee. Maar camp is geen excuus voor langdradigheid en helaas wordt dit gedeelte een enkele keer wel langdradig. Bovendien vraag ik me af of zulke erg toegankelijke muziek wel de juiste omlijsting is van esoterische alchimistische teksten. Maar toch: zulke bezwaren wegen niet op tegen het bloedstollend mooie koraal – ook zo’n duidelijk raakpunt met Bruckner – tussen de delen IIa en IIb. Opvallend: de regels over pijn en angst worden wel erg plastisch getoonzet. Het woord ‘pain’ komt niet minder dan zeven keer voorbij met dezelfde schrijnende dissonant en hetzelfde crescendo. Blijkbaar is dat Roukens’ verklanking van de verbouwfase – hij moet bijzónder nare herinneringen aan de Rode Doos hebben overgehouden…

Na het ovationele applaus voor deze openingscantate kwam Bruckner 7 aan de beurt. Bij zo’n bekend en geliefd werk maak je als dirigent al gauw een goede beurt, maar je echt onderscheiden is een stuk moeilijker. Fil-dirigent Markus Stenz blijkt echter een volbloed-Bruckneriaan, met heel duidelijke ideeën over hoe zo’n stuk gespeeld moet worden. Waar hij dat wil, trekt hij zijn eigen plan met de tempi. Het tweede thema van deel II, moderato genoteerd, dirigeert hij ook echt moderato (en daarmee een stuk sneller dan zijn meeste collega’s). Sowieso ontdoet hij dat deel van zijn gebruikelijke begrafenisklimaat.
  Dat ging wel een beetje storen bij letter X, de muziek die Bruckner bij de tijding van Wagners dood componeerde: hier is een rouwstemming op zijn plaats. Ook niet helemaal zoals het wezen moet waren de inzetten: niet allemaal gelijk. Bruckner, met zijn ongewone, orgelachtige combinaties (zoals hoorn-celli of klarinet-altviolen), is ook notoir moeilijk om precies gelijk in te zetten.
  De meeste keren ging het ook gewoon goed, en op veel details was overduidelijk speciaal geoefend. Het eerste tremolo was fluisterzacht maar prachtig gelijkmatig, de polyfonie was steeds kraakhelder en de articulatie klopte precies (‘sehr markig’ schreef de componist in zijn partituur, en Stenz neemt dat nu eens serieus). Het slotdeel, in de meeste uitvoeringen (zelfs in goede) het zwakke broertje, kwam helemaal tot leven door het intelligente gebruik van tempowisselingen.

Had mijn site een sterrensysteem, quod non, en wat ik ook niet wil invoeren, dan zou ik nu vier op vijf sterren uitdelen. Er viel wel wat te mekkeren, er valt bijna altijd wel wat te mekkeren, maar mensen Utrechters, wat zijn wij toch een geluksvogels dat we zomaar even op de fiets kunnen naar een wereldpremière van zo’n werk, met zo’n orkest in zo’n zaal!

Kort maar erg krachtig: mijn klassiekemuziekuurtje in het verzorgingshuis

Afgelopen maandag deed ik het voor de laatste keer: van zeven tot acht verzorgde ik een uurtje klassieke muziek in het Albert van Koningsbruggenhuis op Kanaleneiland. Dat huis doekt zijn reguliere woonafdeling op; alleen de afdelingen geriatrie en revalidatie blijven over. De trouwe bezoekers van mijn uurtje worden verspreid over verschillende andere huizen.

Ik raakte eerder dit jaar betrokken bij het Albert van Koningsbruggenhuis door een vrijwilligersvacature. Voorlopig heb ik nog geen echte baan (mocht iemand met invloed in de muziekwereld meelezen: ik ben beschikbaar!) en vrijwilligerswerk dat met mijn expertise en hobby te maken heeft, is welkom. De eerste afspraak in dat verzorgingstehuis was echter nog niet erg veeleisend: de doelgroep bestond uit licht dementerende tot al volledig demente bejaarden en de muziek was een voorgeproduceerde cd met roestvrijstalen repertoire, waarbij de doelgroep vervolgens luidkeels mee ging zingen. Mijn taak beperkte zich tot het brengen en halen van de mensen en ze te vertellen dat Für Elise van Beethoven was en Verdi het Slavenkoor had geschreven.

Het was waarschijnlijk niets geworden als zuster Maria me na afloop niet het volgende had gevraagd.: “De niet-demente bewoners komen nooit naar deze avondjes, omdat ze dat meezingen niet kunnen uitstaan. Kun je voor hen niet een uurtje organiseren?” Kijk, dat was de vraag waar ik op zat te wachten! Zelf het repertoire samenstellen, er iets bij vertellen voor een publiek dat het allemaal nog opvangt; mensen een mooie avond bezorgen en toch werk doen waar mijn eigen stempel op rust. Volgende week kon ik gelijk aan de slag.

Niet alle moeilijkheden waren meteen overwonnen. Om te beginnen was de opkomst meestal bedroevend laag. Je kunt mensen tenslotte niet dwingen om naar een activiteit te komen. Pas tegen het einde lukte het zuster Maria om meer mensen te strikken, maar dat waren deels revalidanten die de volgende week alweer weg waren. Verder zitten er beperkingen in het repertoire. Ook al was mijn publiek nog helder van geest, het blijven mensen van (soms ver) boven de zeventig en op die leeftijd is je smaak goeddeels versteend. Met avant-gardemuziek hoefde ik dus niet aan te komen, iets wat ik bij mensen van mijn eigen leeftijd beslist wel zou doen.

Maar dat betekende niet dat de mensen niets konden leren! De beproefde formule van mijn programma was bekende (soms overbekende) en onbekende werken naast elkaar, in een verbindend thema. De bewoners konden dan kennis maken met de liederen van Mozart of de motetten van de Nederlandse scholen, en met heel andere oren gaan luisteren naar de Bolero van Ravel of de Peer Gynt-suites. En af en toe, gewoon omdat het kon, een stukje zelf spelen, op de piano.

Ik heb de mensen nooit hoeven vragen wat ze van mijn avondjes vonden. Elke activiteit die een beetje breekt met de eenzame sleur van een verzorgingstehuis wordt natuurlijk toegejuicht, maar ik kreeg elke keer weer complimenten om de platen die ik meenam, om mijn presentatie en om mijn “oermuzikaliteit”. Met dat laatste bedoelden de bewoners dat ik altijd zo driftig stond mee te dirigeren. En niet te vergeten: mensen die een beetje chagrijnig kwamen zag je voldaan weer terugkeren. Het meest aangrijpende was een bedlegerige, semi-comateuze vijftiger, die vroeger zelf muzikant was geweest en soms erg heftig op muziek kon reageren. Bij een droevig liedje van Schumann of een aangrijpend symfoniedeel kwam zijn keel van emotie dicht te zitten.

Zelf stak ik er ook genoeg van op. Zo moest er, vond ik, beslist eens een avondje opera komen, al was dat nooit mijn sterkste punt geweest. Een prachtige gelegenheid om mijn eigen kennis eens op te frissen en uit te bouwen. En misschien heb ik nog wel iets goeds gedaan voor de jeugd ook: juist die avond waren er twee vijftienjarige stagiaires bij, die aandachtig naar mijn verhaal hebben geluisterd.

Deze week begon de verhuizing van de bewoners naar andere locaties. Ik heb al bij de mensen die erover gaan gevraagd of ik mijn muziekprogramma misschien ergens anders kan voortzetten.

Het volledige programma

1 september – Thema: Mozart (alle muziek van deze componist, behalve het eerste stuk)

  1. Carl Philipp Emanuel Bach – Celloconcert in A Wq 172 – Allegro assai
  2. Symfonie nr. 25 in g KV 183 – Allegro con brio
  3. Pianoconcert nr. 21 in C KV 467 – Andante
  4. Serenade in Bes KV 361 (Gran Partitta) – Largo – molto allegro
  5. Lied “Abendempfindung an Laura” KV 523
  6. Hoornconocert nr. 4 in ES KV 495 – Rondo (allegro vivace)

8 september – Thema: Oude Muziek (het gelijknamige festival was toen net voorbij)

  1. Anoniem – Viderunt omnes (gregoriaans)
  2. Anoniem – Doornikse mis – Gloria
  3. Guillaulme Dufay – Donnes l’Assault (chanson)
  4. Jheronymus Vinders – Lamentatio super mortem Josquini Desprez (O mors inevitabilis; motet)
  5. Francesco Canova da Milano – Canon en La Spagna voor twee luiten
  6. Jan Pietersz. Sweelinck – Est-ce Mars (klaviervariaties)
  7. Heinrich Schütz – Buccinate in Neomania tuba (concertant motet uit de Symphoniae Sacrae)
  8. Henry Purcell – Recitatief en duet/koor “Fear no danger” uit opera Dido and Aeneas
  9. Antonio Vivaldi – Concert in C con molti stromenti – Allegro molto

15 september – Thema: vroege romantiek

  1. Ludwig van Beethoven – Symfonie nr. 7 – Presto – assai meno presto (deel 3)
  2. Franz Schubert – Symfonie nr. 5 – allegro (deel 1)
  3. Beethoven – Sonate in A opus 101 – Etwas lebhaft, und mit der innigsten Empfindung
  4. Schubert – Sonate in Bes D. 960 – Scherzo: allegro vivace con delicatezza
  5. Robert Schumann – “Hör’ ich das Liedchen klingen” en “Ein Jüngling liebt ein Mädchen” uit Dichterliebe
  6. Beethoven – Vioolconcert – Rondo

22 september – Thema: Kamermuziek

  1. Georg Friedrich Händel – Vioolsonate in A, HWV 361
  2. Joseph Haydn – Pianotrio in C Hob. XV:27 – Allegro
  3. idem – Strijkkwartet in C opus 76-3 – Poco adagio, cantabile
  4. Ludwig van Beethoven – Vioolsonate in A opus 47 (Kreutzersonate) – Adagio sostenuto – presto
  5. Franz Schubert – Pianokwintet in A (Forellenkwintet) – Thema und Variationen: Andantino

29 september – Thema: Orkestmuziek (I)

  1. Johann Sebestian Bach – Concert voor twee violen in d – Largo ma non tanto
  2. Joseph Haydn: Symfonie nr. 103 in Es (met de paukenroffel) – Adagio – allegro con spirito
  3. Ludwig van Beethoven – Pianoconcert nr. 5 in Es opus 73 (Keizerconcert) – Adagio un poco mosso
  4. Johannes Brahms – Symfonie nr. 3 in F opus 90 – Allegro con brio
  5. Aleksandr Borodin – Symfonie nr. 2 in b – Andante en allegro (deel 3 en 4)

6 oktober – Thema: Klaviermuziek

  1. Jan Pietersz. Sweelinck – Mein junges Leben hat ein End (variaties)
  2. Johann Sebastian Bach – Valet will ich dir geen, BWV 736 (koraalvoorspel)
  3. Joseph Haydn – Capriccio in G Hob. XVII:1
  4. Antonio Soler – Sonate in d R. 117
  5. Wolfgang Amadeus Mozart – Pianoconcert nr. 21 in C, KV 467 – Allegro vivace assai
  6. John Field – Nocturne nr. 1 in Es
  7. Frédéric Chopin – Etude in E opus 10-3

13 oktober – Thema: Opera

  1. Claudio Monteverdi – L’Orfeo – Begin derde bedrijf
  2. Georg Friedrich Händel – Rinaldo – “Armida despietata” (recitatief) en “Lascia ch’io pianga” (aria)
  3. Wolfgang Amadeus Mozart – Le nozze di Figaro – “Riconosci in quest’ amplesso” (sextet)
  4. Giuseppe Verdi – “Tacea la notte/di tale amor” (cantabile-cabaletta)
  5. Richard Wagner – Parsifal (slot)
  6. Extra: Leonard Bernstein – West Side Story – Maria (song)

20 oktober – Thema: Engelse muziek

  1. Thomas Tallis – Lamentaties (eerste versie)
  2. Henry Purcell – Vioolsonate in g
  3. William Boyce – Symfonie nr. 1 in Bes
  4. Edward Elgar – Celloconcert in e – Adagio – moderato
  5. Gustav Holst – The Planets – Jupiter
  6. Elgar – Enigmavariaties – Nimrod
  7. Elgar – Pomp & Circumstancemars nr. 1 (“Land of Hope and Glory”)

27 oktober – Thema: Orkestmuziek (II)

  1. Ludwig van Beethoven – Symfonie nr. 5 in c opus 67 – Allegro – attacca – allegro (deel 3 en 4)
  2. Felix Mendelssohn – Symfonie nr. 4 in A (Italiaanse) – Saltarello: presto
  3. Hector Berlioz – Symphonie fantastique – Un bal
  4. Edvard Grieg – Peer Gynt-suite I – Anitra’s dans en In de hal van de Bergkoning
  5. Anton Bruckner – Symfonie nr. 7 in E – Scherzo

3 november – Thema: Thema en variaties

  1. Johann Sebastian Bach – Thema met variaties in G (Goldbergvariaties) – Thema (live) en variaties 1-6 (Gould)
  2. Joseph Haydn – Symfonie nr. 103 in Es (met de paukenroffel) – Andante piuttosto allegro
  3. John Field – Pianoconcert nr. 1 in Es – Air écossais “Within a mile of Edinburgh town”
  4. Gustav Mahler – Symfonie nr. 1 in D (“der Titan”) – Feierlich und gemessen, ohne zu schleppen (viel helaas een beetje in het water doordat de boxen het veel te weinig versterkten)
  5. Wolfgang Amadeus Mozart – Variaties in C over “Ah vous dirai-je maman” KV 265 (live!)

10 november – Geen muziekavond

17 november – Thema: Muziek uit de periferie

  1. Juan Crisóstomo Arriaga – Ouverture “Los esclavos felices”
  2. Amy Beach – Pianoconcert in cis – Scherzo: vivace (perpetuum mobile)
  3. Jean Sibelius – Symfonie nr. 2 in D opus 43 – Allegretto
  4. Béla Bartók – Roemeense volksdansen
  5. Samuel Barber – Adagio voor strijkers
  6. Bedřich Smetana – Vltava (De Moldau)

24 november – Thema: Franse muziek

  1. Jean-Baptiste Lully – Phaéton – Ouverture en twee nummers uit de proloog
  2. Georg(e) Muffat – Concerto grosso nr. 11 in e (“Delirium amoris”)
  3. Étienne-Nicholas Méhul – Symfonie nr. 1 in g – Menuetto
  4. Camille Saint-Saëns – Symfonie nr. 3 in c (Orgelsymfonie) – Maestoso – allegro
  5. Maurice Ravel – Boléro

philharmonie zuidnederland op November Music

Terwijl heel muziekminnend Nederland (voor zover er plaats was, neem ik aan) in het Concertgebouw zat voor Michel van der Aa’s vioolconcert, koos ik voor Den Bosch, waar het nieuwemuziekfestival November Music plaatsvindt. De voornaamste reden: mijn idool Kate Moore is daar composer in residence en als fan moet je toch minstens een keer komen luisteren.

Natuurlijk hoor ook ik graag iets nieuws. Vandaar mijn keuze voor dit concert, want naast Moore, die met Days and Nature (mijn favoriete Kate-compositie) geprogrammeerd stond, voerde philharmonie zuidnederland nog drie werken uit. Die werken kende ik geen van alle, zoals ik ook het Brabants-Limburgse fusieorkest nog niet eerder had gehoord.

Rozalie Hirs opende de avond met een nieuwe versie van haar werk Roseherte, een klankkleurcompositie waarin ook een synthesizer meespeelt. (Dat was het verbindende element van de avond, orkestmuziek aangevuld met elektr(on)isch geluid.) Met steeds wisselende combinaties weet ze een heel scala aan klankkleuren voort te brengen, eerst in harde klappen, daarna in heterofone, gagaku-achtige texturen (de musici zetten expres ongelijk in, om de verschillende boventonen waarop het akkoord gebaseerd is apart hoorbaar te maken). Helaas drijft het hele stuk op het spel met klankkleur. Iedere vorm van melodie of zelfs ritme ontbreekt, zodat het werk niet van het begin tot het einde kan boeien.

Stian Westerhus, een Noorse elektrischegitarist, staat bekend als een echte crossoverman, die behalve in de modern klassieke wereld ook in de jazz en de pop rondloopt. Zijn The Redundance 40 is, zo zegt hij, een gitaarconcert. Of beter: een concert voor rockster en orkest, want behalve gitaarspelen moet de gitarist (uiteraard de componist zelf) ook zingen. Deze lyrische passages worden afgewisseld met experimenteler werk, waarbij strijkstokken en een hele toverdoos aan gitaareffecten hoorbaar wordt gemaakt. Westerhus weet ons goed op het verkeerde been te zetten: het is een concert (klassiek dus) met improvisatie (jazz) voor een elektrische gitaar (rock), maar tegelijk is er geen spoor van typische rocksolo’s of jazzritmes, en houdt de solist zich, door ook te zingen, niet aan het klassieke ideaal van een instrumentale virtuoos. Helaas is er ook iets op aan te merken: het werk is onsamenhangend. De verschillende delen gaan in elkaar over alsof ze zo naast elkaar zijn gezet.

Na de koffie en het bier was Days and Nature aan de beurt. Het zal niemand verbazen dat ik dat het beste werk van het programma vond. Maar de enige was ik zeker niet. Nadat het laatste fortississimo had geklonken, waren de oohs en wows niet van de lucht. Dat de dwingende climax van de Brits-Australische componiste in de kleine Verkadefabriek zo’n indruk maakte, was zeker ook de verdienste van de philharmonie, die bijzonder goed geoefend had op deze lastige partituur met haar complexe maatverdelingen.

De avond werd afgesloten met het een-na-beste stuk: No nights dark enough van Valgier Sigurdsson. Inderdaad, een IJslander. Het land van Björk, Sigur Rós en zoveel andere experimentele musici blijkt een elektronische componist te herbergen die ook een aardig mopje kan orkestreren. Het stuk was een bewerking van John Dowlands Flow my tears, al kwam het origineel niet altijd hoorbaar boven drijven. Afstandelijke passages met parallelle secunden werden afgewisseld door warme koralen met strijkers. Veel mooie klanken en melodieën, die lang doorgingen (het had korter gekund), maar die vaak helemaal niet zo duister waren als het origineel. Tenminste… tegen het einde viel de hele zaal in het donker. Zat de harpiste in het donker te spelen? Of kwam het geluid alleen van Sigurdsson, die de live-elektronica bediende? Maar pas terug in het licht kwam de echte duistere kant van het werk: een serie penetrante geluiden, niet hard maar heel hoog en daarom boven het orkest uit te horen. Veel muziekmensen herkennen dat: tinnitus. De vloek van permanente gehoorschade die ervoor zorgt dat je nachten nooit meer stil zijn.

Door de nadruk op relatief jonge, niet heel grote componisten – geen Arvo Pärt bijvoorbeeld, die vorig jaar in da house was – krijgt het festival een haast Gaudeamus-achtige inhoud en een redelijk intieme sfeer, die natuurlijk wordt versterkt door de bescheiden zaalomvang. Een echt avant-gardefestival. De slogan, “muziek van nu door de makers van nu”, wordt zonder meer bewaarheid. En o ja, Kate Moore, die kan nooit genoeg klinken natuurlijk…