Honderd keer pop in je moerstaal (29)

Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 29.

De afgelopen weken heb ik mijn lezers uitgebreid voorgelicht over de opkomst van een Nederlandstalige rock- en newwavescene die rond 1980 gestalte kreeg. Pure Nederpopgeschiedenis, met bands die voor een deel erg bekend werden.
  Echter: aan het begin van de jaren tachtig bestond die scene voor het grote publiek nog nauwelijks. In de hitparade stonden twee soorten muziek: popmuziek en smartlappen. De eerste was in het Engels, soms wel van Nederlandse makers, had een relatief jong publiek (hoe jong precies hing af van het subgenre) en mocht goed worden gevonden. De tweede muzieksoort was in het Nederlands en werd, met dank aan het sloopwerk van Vader Abraham, hoe langer hoe onverdraaglijker. Oké, cabaretliedjes konden nog net. En Normaal. Maar dat was een geval op zich: hun zangtaal kon je amper Nederlands noemen.

Hits worden gewoonlijk gemaakt door platenbonzen en radiomensen. Maar hoe commercieel en conservatief die soms ook denken: ook zij hebben oren aan hun hoofd. Voor veel Hilversumse deejays was het onderhand wel genoeg. Felix Meurders beëindigde in 1982 zelfs op staande voet zijn radiocarrière. Liever ontslag nemen dan weer zo’n draak van de TROS moeten aankondigen. Meurders mocht dat op tv gaan uitleggen en nam en nog vrij onbekend Utrechts bandje mee. Het Goede Doel mocht zijn nieuwe single Gijzelaar spelen. Een klein relletje en de band zat geramd.
  De vroege geschiedenis van de band lijkt op die van veel andere Nederlandstalige bands. Een groep Utrechtse muziekvrienden rond Henk Westbroek en Henk Temming besluit voortaan in het Nederlands te gaan zingen. Westbroek heeft een Engelse vriendin die hem doet inzien dat Nederlanders met het Engels niet goed uit de voeten kunnen. De teksten rammelen, de uitspraak ook. Bovendien is de cabareteske Westbroek gecharmeerd van Neerlands Hoop in Bange Dagen.
  Het podiumdebuut maakte de band in januari 1979, tijdens een concert in Tivoli (toen nog een houten kraakpand op het Lepelenburg). Bij dat roemruchte undergroundconcert was ook Klein Orkest aanwezig. De jaren daarna treedt Het Goede Doel vaak in buurthuizen op, die Nederlandstalige bands graag zien komen. In die tijd staan ze nog wat in de schaduw van Braak, een bekendere band uit dezelfde stad.
  De grote doorbraak komt dan in 1982. Felix Meurders is niet de enige factor. In december van het jaar ervoor heeft Drukwerk een hit met “Je loog tegen mij”. Een echte smartlap, maar toch: het grote publiek maakt eindelijk kennis met een van de bandjes uit de buurthuizenscene. Daarna lijken de Nederlandstalige bands als paddenstoelen uit de grond te schieten. Doe Maar, Toontje Lager, Cherry Wijdenbosch (van Braak) en nog wat kleintjes – het kan niet op.
  “Gijzelaar”, de eerste hit van Het Goede Doel, kwam in september uit. Hun debuutsingle was het niet. Die kwam in maart al uit en haalde de Tipparade. Het gaat om “In het leven.”

Het is misschien niet de grootste klapper van hun debuutplaat België, maar het talent van dit Utrechtse collectief wordt meteen duidelijk. Het liedje begint met een fade-in op een geheimzinnige zoemklank: er gaat iets komen. Daarna begint het eigenlijke voorspel, dat bevestigt wat we al vermoedden: dit is een synthesizernummer. Geheel naar de nieuwe popmode voert het nieuwerwetse toetsinstrument de boventoon. De geluidjes die we horen (door het hele nummer heen, niet alleen in het voorspel) zijn zorgvuldig in elkaar gezet door toetsenist Roland Jongeneel, die nooit standaardkanalen gebruikte.
  Dan zet Henk Westbroek in. Zijn stem klinkt niet als de New Romantics uit de Engelse synthesizerwereld. Hij spreekzingt met de ietwat binnensmondse bariton die we intussen zo goed van hem kennen. De tekst gaat over een onenightstand met een dominante vrouw. Ze pikt hem op straat op, neemt hem mee, de hoofdpersoon gaat de volgende ochtend (bedscènes worden ons niet voorgeschoteld) achteloos weer weg.

     Zwijg over liefde en denk niet aan geld.
     Eén moment van geluk is alles wat telt
     in het leven!

Zo werkt het voor haar, maar niet voor de hoofdpersoon. Hij weet dat dit eenmalig moet zijn, maar zijn eennachtslief verdwijnt niet uit zijn gedachten. Deze wending wordt in het lied (op 1:48) symbolisch gemarkeerd door het afbreken van de gewone couplet-refreinstructuur. En komt een bridge, met een lichtelijk onsmakelijke bekentenis:

     Maar net als ik je uit mijn hoofd heb weggedacht
     ontmoet ik iemand die op jouw manier lacht.
     Als ik zomaar ergens een broodje eet
     ruik ik ineens de geur weer van je lichaamszweet.

Hierna volgt een tussenspel waarin gitarist Sander van Herk zich even mag uitleven. In het werk van Het Goede Doel, een synthesizerband, staat hij niet vaak op voorgrond, maar een vermelding is hij zeker waard. Van Herk was net zo’n geluidsnerd als Jongeneel; volgens Henk Westbroek speelde niemand minder dan Frank Zappa de laatste jaren van zijn carrière met een Van Herk-gitaarelement!

Na het laatste couplet komt er nog een uitsmijter. Vanaf 2:59 klinkt er een instrumentaal naspel met variaties op het akkoordschema van de coupletten (I-vi-IV7-V, in wezen het jaren vijftig-popschema). Het is in wezen erg eenvoudig, maar man wat raakt het me. Ik kan er de vinger niet goed achter krijgen. Wat doen die expressieloze achtste noten uit de kille synthesizer? Waarschijnlijk het effect van de break: alle andere instrumenten, inclusief de drums (echte, geen drumcomputer!), komen tot stilstand en juist dan neemt de synthesizer het over. Tempo en akkoordschema blijven gelijk. Alsof het nummer tegelijk stopt en doorgaat – net zoals de vrouw in het liedje uit het leven van de hoofdpersoon weg is en toch weer niet.

In 1982 brak de Nederlandstalige pop eindelijk door. Het genre was niet meer de muziek van een tegencultuur, de bands waren niet langer “veelbelovend”. Vanaf nu volgen er drie vette jaren, met nog heel veel mooie en vooral bekende muziek voor de boeg. De komende weken even geen underground, maar echte hits. Geniet ervan!

Tame Impala – Currents

Eerder dit jaar ging er een onaangename schok door de popwereld. Mumford & Sons, producent van hippe, frisse folk per strekkende meter, pakte het rockinstrumentarium op. Het resultaat was pijnlijk, vonden veel muziekmensen toch wel. Vernieuwen akkoord, maar je gouden formule opofferen om als een aftreksel van Coldplay te klinken is een heilloze route.
  Tame Impala, de eenmansband van Kevin Parker, heeft zich voor de nieuwe plaat Currents ook vernieuwd maar heeft deze valkuil gelukkig weten te vermijden. Het album past in een evolutie die op eerdere platen al ruimschoots werd voorbereid. Op Innerspeaker was het nog alles gitaren wat de klok sloeg. Op Lonerism waren de vele gitaareffecten niet meer genoeg voor de Australiër en kwam de synthesizer om de hoek kijken. Nu heeft de elektronica de overhand genomen en is Tame Impala een synthipopact geworden, waarin de gitaar nog maar sporadisch klinkt.
  De essentiële dingen zijn gebleven: Parkers liefde voor bizarre geluidseffecten, zijn stem die zo eng veel op John Lennon lijkt, het autistische vreemdeling-in-mijn-eigen-wereldgevoel van de teksten. De sfeer blijft intact, maar het retrogevoel dat de band vroeger met zich meedroeg is definitief verdwenen.

Tame Impala opent buitengewoon sterk met “Let it happen”. Vanaf het begin hoor je een lekker klinkend midtemponummer waarin de elektronica zich een waardig opvolger van de gitaar toont. Onderweg wordt het nummer vreemder en buitelen de geluidseffecten over elkaar heen. Aan het eind verraadt een blik op de tracklijst dat we intussen 7 minuten en 46 seconden verder zijn! Lang is niet altijd te lang, zo toont dit geweldige nummer wel aan.
  Hierna gaat het verder met onder meer “The moment”, een poppy liedje met een soort glamrockbeat (!), “Yes I’m changing” (een langzaam nummer met de veelzeggende tekst “They say people never change, that’s bullshit: they do”) en “The less I know the better”, waarin de gitaar toch nog een bijrolletje krijgt. Toch komt halverwege de klad erin. De songs zijn niet meer zo sterk als de allereerste en gaan steeds meer op elkaar lijken. Hoeveel verschillende geluiden Parker ook uit zijn synthesizer tovert, onze oren worden er langzaamaan onverschillig voor. Het helpt ook niet dat de Australiër een voorkeur voor zoemende geluiden met weinig boventonen lijkt te hebben. Vergeleken met de scherpe bliepjes van een Depeche Mode maakt dat de muziek slaapverwekkend. Dit is niet de synthesizermuziek die ons tijdens de jaren tachtig een decennium lang kon boeien.
  Dat is best zonde, want op die manier worden we doof voor wat de muzikant ons allemaal nog brengt. “Disciples” lijkt een beatliedje in vermomming, en in afsluiter “New person, same old mistakes” klinkt zowaar een echo van Joy Division door.

Al met al hebben we geen slechte plaat te pakken. De dertien liedjes zitten allemaal knap in elkaar en één is er zelfs bijzonder goed. En eerlijk is eerlijk: ook van Lonerism zijn we gaan houden, en ook die plaat had één grote knaller en voor de rest minder opvallende liedjes. Als achtergrondmuziek op een verantwoord feestje is Currents erg geschikt. Actief luisteren kun je beter in etappes doen.