Honderd keer pop in je moerstaal (26)

Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 26.

De artiest van vandaag heet Danny Boy, en het nummer dat we bespreken is “Repperdeklep”.

Oké. Wacht tot je uitgelachen bent en lees dan verder. Er komt namelijk een heel interessant verhaal.

Geen enkel genre plopt kant en klaar uit de grond omhoog, maar hiphop komt toch aardig in de buurt. Wanneer het is ontstaan is niet helemaal duidelijk. Eind jaren zestig misschien, bij de obscure Last Poets. Daarna ontwikkelde het zich bij talloze al even obscure artiesten uit de zwarte wijken van New York, vooral The Bronx. En toen opeens, eind 1979, was daar “Rapper’s Delight” van de Sugarhill Gang. Vijftien minuten lang ritmisch praten over een funkbegeleiding. De wereld wist niet wat hij hoorde! Een nieuw genre, rap of hiphop, was geboren.
  Op 15 december 1979 kwam het plaatje de Nederlandse top 40 binnen, om op 2 februari 1980 de eerste plaats te halen. Al op 22 maart meldde de eerste Nederlandse rapsingle zich in diezelfde hitlijst. Vergeet DJ Sven en MC Miker G, vergeet Osdorp Posse, de eerste rap-act hier te lande was Danny Boy. “Repperdeklep” deed niet veel, maar wel iets: het plaatje bracht twee weken in de Top 40 door en kwam tot de 38e positie.

Achter Danny Boy – een artiestennaam die is afgeleid van “Londonderry air (Oh Danny boy)”, een bij ouderen zeer populaire schlager – blijkt een destijds twaalfjarige jongen schuil te gaan. Danny Grevelt, zoals hij echt heette, was de zoon van Han Grevelt.
  Je ziet helemaal voor je wat er gebeurd is. Pa Grevelt hoort steeds de rap op de radio en ziet de potentie van dat nieuwe genre. Met zijn geoefende producershanden schrijft hij zelf een hiphopnummer en laat dat zijn zoon rappen. Misschien bracht het hem niet het succes dat hij gehoopt had, maar hij had wel een ongelofelijke primeur te pakken: nog geen halfjaar nadat de hiphop bovengronds was gekomen, hadden vader en zoon Grevelt al voor Nederlandse hiphop gezorgd! Bovendien zag pa duidelijk in wat de rest van Nederland pas later begreep: dat je voor zo’n talig genre maar beter je eigen taal kunt gebruiken in plaats van het Engels.

Hoe klinkt dit nummer precies? Laten we luisteren.

Meteen bij het voorspel blijkt: met de begeleiding zit het wel goed. Het is duidelijk funkmuziek; niet zeer briljant, maar wel heel behoorlijk. Rap werd in de beginjaren altijd boven een funkbegeleiding gedaan, dus die keuze is niet zo vreemd. Verder horen we een synthesizer. Dat was geheel volgens de laatste muziekmode en had bovendien als voordeel dat er geen dure gitarist of sessieblazers naar de studio gehaald moesten worden.
  Veel luisteraars zullen daarna vallen over Danny’s kinderstemmetje, of over de kinderlijke onderwerpen die hij bezingt. Niet bepaald typische hiphopteksten: school en huiswerk.

     Twee uur rekenen en daarna nog taal,
     Je begrijpt toch wel dat ik dan al baal.
     Wat heb ik een slaap, en wat word ik moe.
     Dan kijk ik maar een keer naar buiten toe.

Een kind dat in een modern popliedje zingt (in dit geval rapt) over zijn dagelijks leven: het doet denken aan Kinderen voor Kinderen. Misschien is het ook geen toeval dat dit project van de VARA nu net in 1980 van start ging. Zowel Grevelt als de VARA voelde aan dat er potentie was voor popmuziek gericht op prepuberale kinderen, met voor hen verstaanbare en herkenbare teksten.
  De vraag blijft waarom dat nou net toen gebeurde. Popmuziek was van meet af aan niet op een jonger publiek dan pubers gericht. Jongere kinderen luisterden er wel naar, maar het was nooit voor hen gemaakt – zie alleen al de eeuwige liefdesteksten. Dus waarom in 1980 en niet bijvoorbeeld in 1968?
  Ik kan twee verklaringen bedenken, die elkaar niet per se uitsluiten. Ten eerste werd in de jaren zeventig de pop langzaamaan mainstream. We hebben dat geconstateerd in aflevering 13 (over “Dinge-dong”) en 17 (over “Dokter Bernhard”). Misschien rees, nu popmuziek onder de gehele bevolking zo alomtegenwoordig werd, de vraag of er dan ook kinderliedjes in een popidioom moesten komen.
  Ten tweede werd de muziekmode in datzelfde decennium minder dwingend. Het was niet alleen maar rock-‘n-roll of alleen maar beat wat de klok sloeg, zoals in de jaren vijftig en zestig, maar er stonden allerlei genres naast elkaar. Als de normen minder streng worden, klinkt een popliedje voor en door kinderen niet meer zomaar als “nep”.

Er valt nog iets ander op aan dit nummer. Waar “Rapper’s delight” minutenlang aan een stuk associatief doorgaat, heeft “Repperdeklep” een kop en staart: op maat gesneden coupletten en een heus refrein. Er wordt zelf in gezongen, al kan Danny helaas niet echt toon houden. Wat nu? Heeft Han Grevelt als allereerste een couplet-refreinstructuur met rap gecombineerd, en is dit plaatje echt zo innovatief?
  Nee. “Repperdeklep” heeft zijn grootste inspiratie ergens anders gehaald. We zouden het bijna vergeten, maar in januari 1980, kort nadat Sugerhill Gang insloeg, kwam er nóg een rapartiest de hitparade binnen. Joe Bataan, die je nu zelden meer hoort, haalde de tweede positie in Nederland met…

…”Rap-o clap-o”! Eigenlijk het Engelse equivalent van “Repperdeklep”. Vind je die titel belachelijk, dan moet je in wezen Joe Bataans titel ook belachelijk vinden.
  Met deze kennis valt alles op zijn plaats. Zowel Joe Bataan als Danny Boy dragen een T-shirt met de titel van het nummer erop, en daaroverheen gekleurde bretels. De potentiële koper moet al meteen een rip-off vermoeden. De geluidseffecten in het begin zijn bijna gelijk. Joe Bataan geeft, anders dan de Sugerhill Gang, zijn nummers wél een refrein mee. Tot slot rapt Danny in het eerste couplet ook over Joe Bataan. Waar de inspiratie vandaan kwam is dus wel duidelijk.
  Hier en daar staat op het internet te lezen dat “Repperdeklep” een cover van “Rap-o clap-o” is. Dat klopt echter niet. De begeleiding is zeker niet identiek: het ostinato (ik zou gewoon de “sample” kunnen zeggen, maar in beide gevallen wordt er duidelijk niet vanaf een plaat gewerkt) van “Repperdeklep” duurt vier maten, dat van “Rap-o clap-o” maar twee. De coupletten zijn bij Joe Bataan veel langer. Dus nee, “Repperdeklep” is zeker een apart nummer, al is het dan een duidelijke rip-off.

Na 1980 raakte het plaatje snel in de vergetelheid. Alleen experts kennen het. Zelf leerde ik het kennen toen ik 2009, bij het werk aan mijn bachelorscriptie, de hitlijsten doorspitte op Nederlandstalige pop. Er was nog een heel detectivewerk voor nodig om het liedje daadwerkelijk te horen. Het stond nog niet op YouTube en via peer-to-peernetwerken was het ook niet te vinden. (Anno 2017 hebben verschillende bezitters van de single het liedje wel geüpload.)
  Iemand die het nummer wel al kende, was Extince. Deze zelfbenoemde koning van de Nederhop was dat natuurlijk aan zijn stand verplicht. Begin 2008 bracht hij een song uit met de naam “Repperdeklep”. Wederom geen cover, maar wel een feature met, jawel, Danny Boy, intussen een vent van veertig. En passant wordt de gangsterrap op de hak genomen. Nou ja, de rest kun je zelf ontdekken: