Honderd keer pop in je moerstaal (54)

Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 54.

In aflevering 49 konden we lezen over de opkomst van Osdorp Posse. Na een lange protohistorie kwam de Nederlandstalige hiphop eindelijk van de grond. Maar de Posse had de eerste jaren het rijk wel bijna alleen. Een echte traditie had misschien nog wel jarenlang op zich laten wachten als er niet nog een artiest was opgestaan, een rapper die nog veel origineler was dan Def P en zeker een stuk meer mensen geïnspireerd heeft: Peter Kops oftewel Extince.
  Extince (we kwamen hem al tegen in aflevering 26, met Danny Boy) debuteert in 1998 met zijn hitalbum Binnenlandse funk, maar hij heeft dan al een halve carrière achter de rug. Hij is zelfs nog van de tijd dat rap in het Engels moest zijn: in 1987 komt hij met “The Milkshake Rap”. Schijnt een hitje te zijn geweest binnen de rapscene, maar die toevoeging zegt eigenlijk al genoeg: de rapscene zat anno 1987 nog in de diepste krochten van het uitgaansleven verstopt.
   De jaren daarna blijft hij actief – hij schijnt sinds 1987 elk jaar wel ergens een plaatje te hebben uitgebracht. Extince vormt nu de helft van het nog steeds Engelstalige duo Next Chapter. In 1994 probeert hij het dan toch in het Nederlands, in een feature met Osdorp Posse nota bene (“Turbotaal”). Dat blijkt een goede keus; voortaan wordt het Nederlands zijn raptaal. In 1995 komt hij met “Spraakwater”, zijn eerste Nederlandstalige single en meteen zijn grootste hit ooit.

De eerste keer dat ik dit nummer hoorde was tijdens de introductie van mijn studentenvereniging, in 2004. Het betekende een belangrijke verruiming in mijn muzieksmaak. Hiphop, toen al een van de populairste muziekgenres, had me nooit iets gedaan. Ik vond het eigenlijk nauwelijks muziek: niet zingen maar lullen, een beat eronder en klaar. Poëzie voor outsiders zul je bedoelen. Nee, dan rock, dat begreep ik tenminste. Maar Extince deed me echt wat. Ik ging op in de onnavolgbare meandertekst en het stoorde me helemaal niet meer dat de enige tonen in het hele nummer een doodsaai basloopje en vier elektronische geluidjes in het refrein zijn.
  Dit is de reactie die “Spraakwater” in meer mensen heeft opgeroepen. Extince bluft zijn nummer vol over hoe goed zijn muziek wel is, maar de zin “Mijn fans hebben alle kleuren van de regenboog” schijnt wel te kloppen. Hij inspireerde rappers van Brainpower tot Fresku, zijn publiek kwam uit alle lagen van de bevolking. Bovendien klonk het fris in 1995 en klinkt het ook fris in 2017. Wat doet die man hier dan allemaal goed, dat hij met dit nummer zo langdurig scoorde?

Midden jaren negentig was het in de hiphop allemaal gangsterrap wat de klok sloeg. Biggie en 2pac eisten de aandacht op, zowel door hun muzikale vernieuwingen als door hun levensstijl. We weten al dat Osdorp Posse het genre op de hak nam, maar ook hun raps zijn bijzonder hard en opgefokt. En Extince rapt hier gewoon, op een doodrelaxte manier, over zichzelf en over zijn vak. Hij heeft wel de branie van een rapper (Hij is de beste van allemaal en “zet stoute rappers in de hoek”), maar zoekt geen verbale confrontatie op. Eigenlijk is het allemaal heel positief en relaxt.
  Een zekere relaxtheid ging ook uit van de eerste generatie grote rappers, type Run-DMC. Maar die hadden de heilige plicht ‘cool’ en ‘streetwise’ te zijn. Extince begint meteen al met iets heel oncools: een sample uit de Fabeltjeskrant. Verder heeft hij een Brabants accent. Hiphop hoort thuis in de grote stad; het Amsterdams van Osdorp Posse past bij dat beeld. Extince’ ‘provinciale’ accent zet dat beeld op de helling. In hiphopjargon: Extince doet zijn eigen ding.
  Verder profileert hij zich nadrukkelijk als denker onder de rappers. Ook dat is nieuw. Tegenwoordig hebben sommige rappers, als je op onderzoeken ter zake moet afgaan, een grotere woordenschat dan Harry Mulisch. Anno 1995 was dat beslist niet zo. Rappers waren van de straat, je weet toch? Geen geleerden. Je kon beter op je achtste van school getrapt zijn dan een universitaire studie hebben afgemaakt. Nerds, niet cool.
  Extince, wel cool. Hij verrast zijn luisteraars met verwijzingen naar het diafragma, maar vooral met veel uitdrukkingen die je in een ondergepist flatportiek niet snel zult horen: “ik vertel in geuren / en kleuren / over alles wat ik mag bespeuren”. Een regelrechte liefdesverklaring aan de taal.

Dat laatste wordt nog duidelijker als hij verwijst naar drs. P. Dat is wel de taligste dichter die Nederland ooit gekend heeft: iemand wiens werk compleet draait om hoe hij de taal gebruikt. Dat heeft Extince inderdaad met drs. P. gemeen. Maar daar houdt de gelijkenis eigenlijk wel op. Drs. P. stond bekend om zijn perfectionistische manier van werken: het metrum en het rijm moesten perfect kloppen, anders was het de moeite van het opschrijven niet waard. Extince grossiert in onregelmatige rijmregels en rijmwoorden die vaak helemaal niet lekker rijmen:

     Yo! Nederland is één en al oor
     voor
     deze kletsmajoor.
     Door-
     boor
     jouw geslotenheid
     met de openheid
     van een diafragma
     want je mag me.

Dat zijn helemaal geen “drs. P.-achtige rhymes”, wat Extince er verder ook van mag zeggen. Drs. P. was ook helemaal niet zo opgezet met de bewondering van deze en andere rappers. Toen ik ooit in 2004 een interview met de doctorandus in boekhandel Broese bijwoonde, zei hij onverdroten: “Ik heb geen enkele affiniteit met het verschijnsel ‘rap’.”
  Toch is Extince de titel “taalvirtuoos” waardig. Dat komt ten dele juist doordat hij zijn raps zo onregelmatig opbouwt. In de nummers van bijvoorbeeld Osdorp Posse is de opbouw redelijk conventioneel, met regels die op zijn minst ongeveer even lang zijn. “Spraakwater” is door zijn constant wisselende regellengte en rijmschema compleet onvoorspelbaar. Dat komt ook door het associatieve karakter van de tekst: een rijmschema wordt zomaar ineens afgebroken voor een vrije associatie die het laatste woord oproept. En omdat “diafragma” mag rijmen op “mag me” en “uitverkorene” op “tornen”, is er veel meer ruimte voor onverwachte wendingen. Zelfs de komst van het refrein is nauwelijks te voorspellen, omdat de coupletten elke gewenste lengte kunnen hebben. Extince houdt je zo in bedwang: wat zal hij nou weer gaan zeggen?

Stel nou hè, dat Nederlands net zo’n wereldtaal was als Engels. Dan had Extince misschien wel wereld-popgeschiedenis geschreven. Hij vindt hier de hiphop, een genre dat steeds meer kwam vast te zitten in zijn eigen clichés, helemaal opnieuw uit. Welgemoed ritmisch ouwehoeren om het ouwehoeren, zoals Sugar Hill Gang ooit deed, maar dan toch weer anders. Wie kan hem haten?
  Nou, Def P. Ze hadden samen “Turbotaal” gemaakt maar kregen toen ruzie over geld. Def P rapt daarover in zijn distrack “Braakwater”. Het geldgeschil wordt genoemd, maar de Amsterdammer heeft het vooral over het walgelijk commerciële karakter van zijn collega. Een béétje jaloezie kunnen we wel bespeuren…

     Ik zou je eigenlijk moeten bedanken
     want met jou vergeleken ben ik zo dope als de kanker.

Uiteraard liet Extince dit niet over zijn kant gaan. De eerste grote Nederlandse fittie was een feit. Maar Extince is Osdorp Posse niet. Def P. heeft één truc, ergens vol tegenin gaan. Extince heeft meer pijlen op zijn boog en doet het subtiel. Zijn track, “Kaal of kammen”, is rustig, minzaam, uit de hoogte maar vooral weer zeer virtuoos.

     Je kwam een heel eind, maar nu is dat eind zoek.
     Je staat al in de hoek, nu vraag je ook nog billenkoek.

Honderd keer pop in je moerstaal (26)

Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 26.

De artiest van vandaag heet Danny Boy, en het nummer dat we bespreken is “Repperdeklep”.

Oké. Wacht tot je uitgelachen bent en lees dan verder. Er komt namelijk een heel interessant verhaal.

Geen enkel genre plopt kant en klaar uit de grond omhoog, maar hiphop komt toch aardig in de buurt. Wanneer het is ontstaan is niet helemaal duidelijk. Eind jaren zestig misschien, bij de obscure Last Poets. Daarna ontwikkelde het zich bij talloze al even obscure artiesten uit de zwarte wijken van New York, vooral The Bronx. En toen opeens, eind 1979, was daar “Rapper’s Delight” van de Sugarhill Gang. Vijftien minuten lang ritmisch praten over een funkbegeleiding. De wereld wist niet wat hij hoorde! Een nieuw genre, rap of hiphop, was geboren.
  Op 15 december 1979 kwam het plaatje de Nederlandse top 40 binnen, om op 2 februari 1980 de eerste plaats te halen. Al op 22 maart meldde de eerste Nederlandse rapsingle zich in diezelfde hitlijst. Vergeet DJ Sven en MC Miker G, vergeet Osdorp Posse, de eerste rap-act hier te lande was Danny Boy. “Repperdeklep” deed niet veel, maar wel iets: het plaatje bracht twee weken in de Top 40 door en kwam tot de 38e positie.

Achter Danny Boy – een artiestennaam die is afgeleid van “Londonderry air (Oh Danny boy)”, een bij ouderen zeer populaire schlager – blijkt een destijds twaalfjarige jongen schuil te gaan. Danny Grevelt, zoals hij echt heette, was de zoon van Han Grevelt.
  Je ziet helemaal voor je wat er gebeurd is. Pa Grevelt hoort steeds de rap op de radio en ziet de potentie van dat nieuwe genre. Met zijn geoefende producershanden schrijft hij zelf een hiphopnummer en laat dat zijn zoon rappen. Misschien bracht het hem niet het succes dat hij gehoopt had, maar hij had wel een ongelofelijke primeur te pakken: nog geen halfjaar nadat de hiphop bovengronds was gekomen, hadden vader en zoon Grevelt al voor Nederlandse hiphop gezorgd! Bovendien zag pa duidelijk in wat de rest van Nederland pas later begreep: dat je voor zo’n talig genre maar beter je eigen taal kunt gebruiken in plaats van het Engels.

Hoe klinkt dit nummer precies? Laten we luisteren.

Meteen bij het voorspel blijkt: met de begeleiding zit het wel goed. Het is duidelijk funkmuziek; niet zeer briljant, maar wel heel behoorlijk. Rap werd in de beginjaren altijd boven een funkbegeleiding gedaan, dus die keuze is niet zo vreemd. Verder horen we een synthesizer. Dat was geheel volgens de laatste muziekmode en had bovendien als voordeel dat er geen dure gitarist of sessieblazers naar de studio gehaald moesten worden.
  Veel luisteraars zullen daarna vallen over Danny’s kinderstemmetje, of over de kinderlijke onderwerpen die hij bezingt. Niet bepaald typische hiphopteksten: school en huiswerk.

     Twee uur rekenen en daarna nog taal,
     Je begrijpt toch wel dat ik dan al baal.
     Wat heb ik een slaap, en wat word ik moe.
     Dan kijk ik maar een keer naar buiten toe.

Een kind dat in een modern popliedje zingt (in dit geval rapt) over zijn dagelijks leven: het doet denken aan Kinderen voor Kinderen. Misschien is het ook geen toeval dat dit project van de VARA nu net in 1980 van start ging. Zowel Grevelt als de VARA voelde aan dat er potentie was voor popmuziek gericht op prepuberale kinderen, met voor hen verstaanbare en herkenbare teksten.
  De vraag blijft waarom dat nou net toen gebeurde. Popmuziek was van meet af aan niet op een jonger publiek dan pubers gericht. Jongere kinderen luisterden er wel naar, maar het was nooit voor hen gemaakt – zie alleen al de eeuwige liefdesteksten. Dus waarom in 1980 en niet bijvoorbeeld in 1968?
  Ik kan twee verklaringen bedenken, die elkaar niet per se uitsluiten. Ten eerste werd in de jaren zeventig de pop langzaamaan mainstream. We hebben dat geconstateerd in aflevering 13 (over “Dinge-dong”) en 17 (over “Dokter Bernhard”). Misschien rees, nu popmuziek onder de gehele bevolking zo alomtegenwoordig werd, de vraag of er dan ook kinderliedjes in een popidioom moesten komen.
  Ten tweede werd de muziekmode in datzelfde decennium minder dwingend. Het was niet alleen maar rock-‘n-roll of alleen maar beat wat de klok sloeg, zoals in de jaren vijftig en zestig, maar er stonden allerlei genres naast elkaar. Als de normen minder streng worden, klinkt een popliedje voor en door kinderen niet meer zomaar als “nep”.

Er valt nog iets ander op aan dit nummer. Waar “Rapper’s delight” minutenlang aan een stuk associatief doorgaat, heeft “Repperdeklep” een kop en staart: op maat gesneden coupletten en een heus refrein. Er wordt zelf in gezongen, al kan Danny helaas niet echt toon houden. Wat nu? Heeft Han Grevelt als allereerste een couplet-refreinstructuur met rap gecombineerd, en is dit plaatje echt zo innovatief?
  Nee. “Repperdeklep” heeft zijn grootste inspiratie ergens anders gehaald. We zouden het bijna vergeten, maar in januari 1980, kort nadat Sugerhill Gang insloeg, kwam er nóg een rapartiest de hitparade binnen. Joe Bataan, die je nu zelden meer hoort, haalde de tweede positie in Nederland met…

…”Rap-o clap-o”! Eigenlijk het Engelse equivalent van “Repperdeklep”. Vind je die titel belachelijk, dan moet je in wezen Joe Bataans titel ook belachelijk vinden.
  Met deze kennis valt alles op zijn plaats. Zowel Joe Bataan als Danny Boy dragen een T-shirt met de titel van het nummer erop, en daaroverheen gekleurde bretels. De potentiële koper moet al meteen een rip-off vermoeden. De geluidseffecten in het begin zijn bijna gelijk. Joe Bataan geeft, anders dan de Sugerhill Gang, zijn nummers wél een refrein mee. Tot slot rapt Danny in het eerste couplet ook over Joe Bataan. Waar de inspiratie vandaan kwam is dus wel duidelijk.
  Hier en daar staat op het internet te lezen dat “Repperdeklep” een cover van “Rap-o clap-o” is. Dat klopt echter niet. De begeleiding is zeker niet identiek: het ostinato (ik zou gewoon de “sample” kunnen zeggen, maar in beide gevallen wordt er duidelijk niet vanaf een plaat gewerkt) van “Repperdeklep” duurt vier maten, dat van “Rap-o clap-o” maar twee. De coupletten zijn bij Joe Bataan veel langer. Dus nee, “Repperdeklep” is zeker een apart nummer, al is het dan een duidelijke rip-off.

Na 1980 raakte het plaatje snel in de vergetelheid. Alleen experts kennen het. Zelf leerde ik het kennen toen ik 2009, bij het werk aan mijn bachelorscriptie, de hitlijsten doorspitte op Nederlandstalige pop. Er was nog een heel detectivewerk voor nodig om het liedje daadwerkelijk te horen. Het stond nog niet op YouTube en via peer-to-peernetwerken was het ook niet te vinden. (Anno 2017 hebben verschillende bezitters van de single het liedje wel geüpload.)
  Iemand die het nummer wel al kende, was Extince. Deze zelfbenoemde koning van de Nederhop was dat natuurlijk aan zijn stand verplicht. Begin 2008 bracht hij een song uit met de naam “Repperdeklep”. Wederom geen cover, maar wel een feature met, jawel, Danny Boy, intussen een vent van veertig. En passant wordt de gangsterrap op de hak genomen. Nou ja, de rest kun je zelf ontdekken: