Honderd keer pop in je moerstaal (37)

Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 37.

Deze rubriek bevat twee criteria. De opgenomen liedjes moeten in het Nederlands, het Fries of een “Nederlands” dialect zijn, dat is één. Verder moeten het ook popliedjes zijn. De schlager- en levensliedtraditie valt daarmee in principe af. Daarom vind je in deze rubriek geen Willy Alberti, geen Corry Konings en zelfs geen Robert Long.
  Voor twijfelgevallen is echter wel plaats. Muziekgenres zijn namelijk geen in beton gegoten dingen. Ze hebben constant invloed op elkaar en langs de grenzen treedt voortdurend vermenging op. Zoiets wordt bijvoorbeeld duidelijk uit het werk van André Hazes. Een overzicht van de Nederlandstalige popmuziek is daarom niet compleet zonder hem.

André Hazes luisterde als jongen ademloos naar de radio, maar zeker niet alleen naar de smartlappen uit de Jordaan. De popmuziek, het nieuwe genre waar zijn generatie mee opgroeide, maakte ook grote indruk. Als het aan André had gelegen, was hij rockzanger geworden. Maar de dingen liepen anders: hij maakte “Eenzame kerst”, kwam onder de hoede van Willy Alberti en werd 25 jaar lang de grote held van het levenslied.
  Toch valt daar heel wat op af te dingen. Hazes nam veel van de rockesthetiek mee zijn muziek in. Hij coverde geregeld popliedjes, zijn melodieën waren veelal gesyncopeerd en de gitaar en drums waren welkom in de band. Vaak is die connectie oppervlakkig en blijven zijn nummers onmiskenbaar levensliederen – denk bijvoorbeeld aan “De vlieger” – maar soms gaat het pop- of rockkarakter dieper. Wat te denken van “Donker om je heen”, dat uit de koker van artpopgroep Braak komt (zie aflevering 25)?
  Er zijn meer van dat soort grensgevallen. “Bloedend hart” van De Dijk bijvoorbeeld (zij komen later nog langs), daarin wordt de soul met de smartlaptraditie vermengd. Maar niemand denkt eraan om Braak of De Dijk bij het levenslied in te delen, of André Hazes bij de rock. Waarschijnlijk speelt hier de sociologie mee. André Hazes, daar moest je jarenlang als popliefhebber je neus voor ophalen. Er kleefden foute associaties aan: porseleinen beeldjes, de Wibra, de Opel Kadett (of nog erger: de Opel Manta), de snackbar met zijn gokkast, trainingspakken, matjes en coupes soleil. Hazes was voor een Ander Soort Mensen. Voor laagopgeleiden, en die hebben zoals bekend geen smaak. Met zoveel cultureel snobisme kun je moeilijk nog onbevangen naar zijn muziek gaan luisteren.

In 2000 kwam daar een beetje verandering in, dankzij de documentaire Zij gelooft in mij. Kijkers zagen de mens achter de nummers, die in al hun sentimentaliteit ineens verdomd authentiek bleken. Hier stond een artiest die zijn eigen leven omzette in de muziek waar hij van hield.
  Met de waardering van kunstpausen kwam er ook meer aandacht voor de rockkant van Hazes’ werk. Hij mat zich een stijlvol imago aan en ging zich als bluesbrother verkleden. Niet voor niets, want de man had een grote liefde voor (en kennis van) de blues en soul uit de jaren vijftig en zestig. Ooit was hij als jongen van acht naar een bluesavond in het Concertgebouw geweest, en sindsdien liet de muziek hem niet meer los.
  Zijn album Dit is wat ik wil uit 1989 staat helemaal in het teken van de blues. Er zijn diverse goede covers met typische Hazesteksten op te vinden, waaronder het hitje “Ik ben een gokker”. Het liefste had ik dat nummer in mijn rubriek besproken, maar mijn conculega’s van Ongewaardeerdeliedjes hebben me eerder dit jaar het gras al voor de voeten weggemaaid.
  Dan maar “Ik meen ’t”, een nummer uit 1985. Niet zomaar een nummer, maar Hazes’ grootste hit bij leven. Het haalde de tweede plaats in de top 40, waar het elf weken in bivakkeerde. (Alleen “Zij gelooft in mij” zou het beter doen: dit nummer schoot na Hazes’ dood naar de eerste plaats.) Het is een cover van “All I ever need is you”, oorspronkelijk gezongen door Ray Charles.

Ray Charles was een bluesman. Het nummer komt dus uit dezelfde hoek als de originelen voor Dit is wat ik wil. Toch is het niet echt blues of soul wat we horen. De begeleiding wijst eerder de kant van de country op. De manier van zingen maakt het nog wel een beetje ‘zwart’; dat neemt niet weg dat we hier met een voor zijn doen erg commercieel nummer te maken hebben.

Nu de versie van André Hazes.

Beide nummers zijn sentimentele liefdesliedjes. Niets nieuws onder de zon natuurlijk; zowel in de popmuziek als in het levenslied is dat het gebruikelijkste onderwerp. “All I ever need is you”, “you’re my first love and my last”, “loving you is all I ask”, onnozele clichés die er bij het ene oor in gaan en bij het andere weer uit.
  Hazes’ tekst, die trouwens geen vertaling is, bevat niet veel minder clichés. Toch doet hij het beter. Om te beginnen vermijdt hij dure beloftes als “ik zal je nooit verlaten”. André is geen tiener meer, tenslotte; hij weet wel beter. Op dit moment is hij gelukkig, met een vrouw die hij blijkbaar toevallig tegenkwam, dat telt. Wat ook voor hem pleit, is dat de tekst goed loopt. André Hazes, een fan van het rijmwoordenboek, produceerde nog weleens behoorlijk gekunstelde zinnen met vergezochte formuleringen. Deze tekst lijkt er echter zonder veel moeite uitgerold.
  Maar het gaat om de titel. De titel is niet “Ik hou van jou”, “Wat moet ik zonder jou”, maar precies die ene regel waarin hij iets anders zingt. Te midden van alle weinig originele liefdesverklaringen aan zijn nieuwe vlam steekt dat korte “ik meen ’t” erbovenuit. Ineens zie je alles voor je. André Hazes zegt dingen die elke man of vrouw wel kan zeggen, en hij beseft dat ook. Daarom moet hij zeggen dat hij het meent, en dat heel overtuigend brengen. Hij hangt zijn hele liedje eraan op.

     Wat ik zeggen wil is kort, maar ik meen het:
     ik ben zo blij dat jij hier bent.

Voltaire zei ooit dat we in liedjes die zaken zingen die te dom zijn om uit te spreken. Dat lijkt me niet. De vele liefdesclichés uit popliedjes en smartlappen klinken juist prima als je ze zo tegen je geliefde zegt. Pas in gezongen vorm gaan ze irriteren. Althans: ze verliezen hun werking en worden niet meer gehoord. Het is de taak vaan de tekstschrijver om ze weer tot leven te wekken. André Hazes kon dat, wanneer hij goed in vorm was.