Gaudeamus Muziekweek 2015 – Extensions

Het laatste concert donderdag vond plaats in RASA, eigenlijk het podium voor wereldmuziek maar bij de Gaudeamus Muziekweek vaak de plaats waar de meer theatrale werken tot uitvoering komen. Alle vier de werken van deze avond waren weinig melodisch met veel nadruk op ruis, en drie van de vier waren uitgesproken visueel. Drie van de vier hadden ook duidelijk een politieke lading, een thema dat deze Muziekweek vaker behandeld wordt.

Het eerste stuk kwam van een genomineerde, de Rus Aleksander Choebejev. Het heette Ghost of dystopia (een politiek geladen stuk van een Rus, hoe gevoelig kan het worden) en het thematiseerde de rol van dirigent als “totalitaire” leider van het ensemble. De dirigent had verschillende touwen aan zijn handen en armen, waaraan weer zware voorwerpen bevestigd waren. Hij zag er belachelijk uit en maakte veel lawaai, want bij elke armbeweging die hij maakte – dat doet een dirigent immers – krasten de voorwerpen over een plexiglasplaat.
  De vraag drong zich al gauw op of de orgie aan ruisgeluiden – naast de luidruchtige dirigent haalden de musici ook uitsluitend onmelodische klanken uit hun instrumenten – nog wel voor muziek kon doorgaan. Ja natuurlijk, artistiek geordend geluid is altijd muziek, maar leunt dit werk niet al te zwaar op zijn theatrale kant? Zou je er een cd van willen opzetten? Pas tegen het einde, toen de dirigent meer grip op zijn musici kreeg en er energetische, aan marsmuziek herinnerende klappen werden uitgedeeld, kwam er verandering in.

Point ones, van de Duitser Alexander Schubert (met zo’n naam ben je als componist maar mooi gezegend), thematiseerde dezelfde dictatoriale positie van de dirigent, maar deed dat veel effectiever. De dirigent bediende daar verschillende elektronische geluidjes door draadloze sensoren te activeren en manipuleren met zijn handen. Een hip en een beetje gelikt systeem, maar wel veelzeggend: het ene moment beweegt de dirigent zijn handen en klinkt er automatisch muziek, het andere moment geeft hij met zijn handen de maat aan en maken de musici quasi-automatisch muziek. En hoewel ook dit stuk erg veel ruis voorschreef (en niet te weinig decibellen), bood het een stuk meer houvast dan Ghost of dystopia: er kwamen passages met een soort van beat in voor, alsook een lyrische vioolsolo met heuse pianoakkoorden.

AMID van Simon Steen Andersen was een vreemde eend in de bijt. Vergeleken bij de rest van de avond is hij bepaald gearriveerd, en met zijn elf jaar was AMID verreweg het oudste werk op het programma. (Ook ik had het al eens eerder gehoord.) Tot slot heeft dit werk geen echte theatrale component en evenmin een duidelijke politieke lading (al is het niet moeilijk om die erbij te bedenken). AMID draait om het contrast tussen harde en zachte passages. De harde fff-passage is onveranderlijk (en blijft al gauw in je hoofd hangen), daartussen klinken uiterst zachte ppp-passages, die te midden van het onbarmhartige geweld wanhopig aandoen. (Heeft de programmeur dit stuk daarom op deze “politieke” avond ingepland?) De stukjes in pianississimo, die normaal een beetje saai zouden zijn, komen in deze confronterende context hard binnen.

Na een vrij lange pauze – er waren uitgebreide changementen nodig – werden we vergast op het laatste stuk. Het een halfuur durende Generation Kill was het meest uitgesproken politieke werk van de avond. De componist, de Vlaming Stefan Prins, had het werk tijdens de Academy (die aan de concertreeks voorafging) uitgebreid toegelicht: het gaat over drones, die moordwapens die je van een veilige afstand kunt afspelen, zodat het op een computerspelletje begint te lijken. (Denk ook aan het al even verontrustende album Drones dat Muse dit jaar uitbracht!)
  Het werk vroeg om vier musici – een violist, een cellist en twee bespelers van onconventioneel slagwerk – en vier controllers met een joystick en een laptop. De controllers zaten in kleermakerszit op kussentjes, zodat de hele vertoning behalve verontrustend toch ook wel komisch en nostalgisch was: wie onder de 40 heeft er vroeger geen computerspelletjes gespeeld? De musici zaten achter schermen waarop beeldmateriaal kon worden geprojecteerd, maar waardoor zij desgewenst ook zelf zichtbaar waren.
  De musici speelden soms live, dan weer waren zij te horen in samples. En te zien: eerder opgenomen beeldmateriaal van de musici werd op de schermen geprojecteerd en door de vier controllers bewerkt. De vele ruisgeluiden waren niet altijd thuis te brengen, maar soms gaven ze overduidelijk de klank van een vliegende drone weer. Er klonk op een bepaald moment ook een militair gesprek over de radio, zoals tussen twee piloten, en tegen het einde kwam er beeldmateriaal van luchtaanvallen op de schermen. Misschien een beetje goedkoop, een truc zoals Respighi’s grammofoonplaat met vogelgeluiden in Pini di Roma. Ook duurde het stuk nogal lang. De componist vindt dat blijkbaar nodig om zeker te weten dat het publiek zich bij deze harde, doordringende klanken niet op zijn gemak voelt. Maar het is hem vergeven, want het concept met de laptops, de joysticks en de schermen werkt prachtig. Dát is nu eens een staaltje vernieuwend muziektheater!

Multimediaal muziektheater van dit kaliber is niet aan iedereen evenzeer besteed. Veel mensen zullen toch liever op hun gemak bij een strijkkwartet gaan zitten. Toch komen sommige werken van deze avond bij iedereen binnen. Daaraan herken je de allerbesten in welke stijl dan ook.