Gaudeamus Muziekweek 2015 – Ensemble Modelo62

Net als donderdag vond het laatavondconcert ook nu weer plaats in RASA. Ook vandaag waren er weer stukken met een aanzienlijke theatrale component bij, iets waarvoor de zaal van RASA nu eenmaal beter geschikt is. Verder hadden de werken vanavond niet zoveel gemeen – wat ze bond, was dat ze werden uitgevoerd door het nog vrij nieuwe Ensemble Modelo62.

De Turkse componist Emre Kaleli, die twee jaar geleden meedeed met de Gaudeamus Muziekweek en daar een eervolle vermelding aan overhield, is nu composer in residence van dit ensemble. Zijn werkgever voerde vanavond twee stukken van hem uit. Il voto dell’innocenza stamt uit 2011 en heeft een sterk meditatief karakter. Er is één hoofdtoon, een ijle, hoge sinustoon die grote delen van het stuk blijft klinken, en een klein ensemble dat met wat schaarse noten deze ene toon mag verstoren. Het geheel wordt aangevuld met al even minimalistische visuals: rode en blauwe bewegende structuren op een groot scherm.
  Er is al erg veel meditatieve muziek gecomponeerd, in diverse stijlen en met verschillende graden van toegankelijkheid. Kaleli slaagt er toch redelijk in om zijn stuk spannend te houden. De meeste instrumenten uit het ensemble (onder meer een klarinet, een piano en een elektrische gitaar) spelen alleen hoge tonen, uit dezelfde toonhoogteklasse als de sinustoon, maar de contrabas mag in het diepe. Daardoor komt elke schaarse toon die dit instrument speelt zeer sterk binnen, als de zelfverzekerde goeroe die tijdens een mediteersessie spreekt. Of is het, in het verlengde van de titel, de factor die de stem van de onschuld komt verstoren?

Met het volgende werk, [No.12] Five love songs, bleek Kaleli ook heel wat anders te kunnen maken dan meditatiemuziek. Met het “Boys will be boys”-concert nog in ons hoofd verwachtten we een licht ironisch, aan popmuziek refererend werk. In plaats daarvan kregen we een druk, maar redelijk conventioneel avant-gardewerk voorgeschoteld, met verschillende secties (ik heb er meer dan vijf geteld) die hoogstens in de verste verte aan pop refereerden. De klarinet kwam met een paar noten op de voorgrond en suggereerde zo de zang. (Kaleli beheerst de kunst om een instrument te midden van algemeen forte-geweld toch duidelijk naar voren te doen treden overigens goed.) Dan weer kwam er een stuk met pianoakkoorden of gitaargetokkel, een verwijzing vermoedelijk naar piano- en gitaarballads. Het geheel is soms gewelddadig (harde slagen op grote trom en tamtam) en vaak verontrustend. De componist vertelt het ons niet, maar ik kreeg de indruk dat de liefde hem niet alleen vreugde heeft gebracht…

Het derde stuk kon pas na een uitgebreid changement beginnen. De Duitser Tobias Klich wilde voor zijn stuk Goyas Räume absoluut een doek voor de uitvoerenden hangen en daarvoor moest er een complete steiger het podium op en af. Ik moest denken aan wat Hildebrand in zijn Camera obscura schreef over concerten: “Waarlijk, er moest een scherm voor hangen. De stroom van geluiden moest als uit eene duistere stilte tot ons komen, of wij moesten allen geblinddoekt toeluisteren.” (Oorspronkelijk een citaat van Goethe, zo blijkt.)
  Het scherm dat Klich liet ophangen, was echter niet zo dik. De vier musici – een slagwerkster, een gitarist, een bassist en een trompettist – waren er nog goed door te zien, zelfs als er tekeningen van Goya op werden geprojecteerd. De musici openden en sloten het stuk als een tableau vivant – nog met open mond, alsof ze zongen bij het spelen. De schaarse muziekflarden – vaak speelden niet meer dan één of twee musici tegelijk en er waren voortdurend generale pauzes – gaven de indruk dat het schilderij stiekem tot leven kwam – ’s nachts, als er niemand in het museum is. De muziek varieerde sterk: soms waren het toegankelijke loopjes uit jazz- of volksmuziek, dan weer pure avant-garde. Op een cd zou dit stuk het niet halen, maar zijn theatrale setting was charmant, origineel en overtuigend.

Als laatste – er was vanavond ondanks de lange changementen geen pauze – kwam er weer een conventioneel muziekstuk op de lessenaar: Graphein van Raphaël Cendo (een van de juryleden). Tenminste: een stuk zonder theatrale of visuele poespas. De drukke, door elkaar heen vliegende loopjes maakten meteen duidelijk dat we hier met een volbloed avant-gardewerk te maken hadden, een vertegenwoordiger van de Nieuwe Complexiteit nog wel. Het ensemble moest de klankmogelijkheden van zijn instrumenten ten volle benutten, van de fraaiste melodieën tot de meest onharmonische schraapgeluiden. De hoofdrol was voor de strijkers; verder schreef Cendo een piano, harp, blazers en slagwerk voor. Grappig was het gebruik van blokfluitkoppen, iets wat je misschien vroeger uit baldadigheid wel deed als je op blokfluitles zat en geen zin had om te studeren.
  Helaas is het werk wat amorf en mist het de structuur om twintig minuten lang te boeien. De componist probeert ons vooral met complexe muziek omver te blazen en vertrouwt er te veel op dat dat effect twintig minuten blijft duren. Bovendien was de basfluit slecht tot helemaal niet te horen, terwijl de harp soms ondanks de elektronische versterking ook verdronk.

Met deze vier heterogene werken levert Ensemble Model62 een prachtige proeve van bekwaamheid af. Het collectief doet net zo gemakkelijk zenmuziek als ADHD-klankwerken, net zo gemakkelijk halve toneelstukken als pure concertwerken. Een rake beslissing om ze naar het festival te halen!

Gaudeamus Muziekweek 2015 – Extensions

Het laatste concert donderdag vond plaats in RASA, eigenlijk het podium voor wereldmuziek maar bij de Gaudeamus Muziekweek vaak de plaats waar de meer theatrale werken tot uitvoering komen. Alle vier de werken van deze avond waren weinig melodisch met veel nadruk op ruis, en drie van de vier waren uitgesproken visueel. Drie van de vier hadden ook duidelijk een politieke lading, een thema dat deze Muziekweek vaker behandeld wordt.

Het eerste stuk kwam van een genomineerde, de Rus Aleksander Choebejev. Het heette Ghost of dystopia (een politiek geladen stuk van een Rus, hoe gevoelig kan het worden) en het thematiseerde de rol van dirigent als “totalitaire” leider van het ensemble. De dirigent had verschillende touwen aan zijn handen en armen, waaraan weer zware voorwerpen bevestigd waren. Hij zag er belachelijk uit en maakte veel lawaai, want bij elke armbeweging die hij maakte – dat doet een dirigent immers – krasten de voorwerpen over een plexiglasplaat.
  De vraag drong zich al gauw op of de orgie aan ruisgeluiden – naast de luidruchtige dirigent haalden de musici ook uitsluitend onmelodische klanken uit hun instrumenten – nog wel voor muziek kon doorgaan. Ja natuurlijk, artistiek geordend geluid is altijd muziek, maar leunt dit werk niet al te zwaar op zijn theatrale kant? Zou je er een cd van willen opzetten? Pas tegen het einde, toen de dirigent meer grip op zijn musici kreeg en er energetische, aan marsmuziek herinnerende klappen werden uitgedeeld, kwam er verandering in.

Point ones, van de Duitser Alexander Schubert (met zo’n naam ben je als componist maar mooi gezegend), thematiseerde dezelfde dictatoriale positie van de dirigent, maar deed dat veel effectiever. De dirigent bediende daar verschillende elektronische geluidjes door draadloze sensoren te activeren en manipuleren met zijn handen. Een hip en een beetje gelikt systeem, maar wel veelzeggend: het ene moment beweegt de dirigent zijn handen en klinkt er automatisch muziek, het andere moment geeft hij met zijn handen de maat aan en maken de musici quasi-automatisch muziek. En hoewel ook dit stuk erg veel ruis voorschreef (en niet te weinig decibellen), bood het een stuk meer houvast dan Ghost of dystopia: er kwamen passages met een soort van beat in voor, alsook een lyrische vioolsolo met heuse pianoakkoorden.

AMID van Simon Steen Andersen was een vreemde eend in de bijt. Vergeleken bij de rest van de avond is hij bepaald gearriveerd, en met zijn elf jaar was AMID verreweg het oudste werk op het programma. (Ook ik had het al eens eerder gehoord.) Tot slot heeft dit werk geen echte theatrale component en evenmin een duidelijke politieke lading (al is het niet moeilijk om die erbij te bedenken). AMID draait om het contrast tussen harde en zachte passages. De harde fff-passage is onveranderlijk (en blijft al gauw in je hoofd hangen), daartussen klinken uiterst zachte ppp-passages, die te midden van het onbarmhartige geweld wanhopig aandoen. (Heeft de programmeur dit stuk daarom op deze “politieke” avond ingepland?) De stukjes in pianississimo, die normaal een beetje saai zouden zijn, komen in deze confronterende context hard binnen.

Na een vrij lange pauze – er waren uitgebreide changementen nodig – werden we vergast op het laatste stuk. Het een halfuur durende Generation Kill was het meest uitgesproken politieke werk van de avond. De componist, de Vlaming Stefan Prins, had het werk tijdens de Academy (die aan de concertreeks voorafging) uitgebreid toegelicht: het gaat over drones, die moordwapens die je van een veilige afstand kunt afspelen, zodat het op een computerspelletje begint te lijken. (Denk ook aan het al even verontrustende album Drones dat Muse dit jaar uitbracht!)
  Het werk vroeg om vier musici – een violist, een cellist en twee bespelers van onconventioneel slagwerk – en vier controllers met een joystick en een laptop. De controllers zaten in kleermakerszit op kussentjes, zodat de hele vertoning behalve verontrustend toch ook wel komisch en nostalgisch was: wie onder de 40 heeft er vroeger geen computerspelletjes gespeeld? De musici zaten achter schermen waarop beeldmateriaal kon worden geprojecteerd, maar waardoor zij desgewenst ook zelf zichtbaar waren.
  De musici speelden soms live, dan weer waren zij te horen in samples. En te zien: eerder opgenomen beeldmateriaal van de musici werd op de schermen geprojecteerd en door de vier controllers bewerkt. De vele ruisgeluiden waren niet altijd thuis te brengen, maar soms gaven ze overduidelijk de klank van een vliegende drone weer. Er klonk op een bepaald moment ook een militair gesprek over de radio, zoals tussen twee piloten, en tegen het einde kwam er beeldmateriaal van luchtaanvallen op de schermen. Misschien een beetje goedkoop, een truc zoals Respighi’s grammofoonplaat met vogelgeluiden in Pini di Roma. Ook duurde het stuk nogal lang. De componist vindt dat blijkbaar nodig om zeker te weten dat het publiek zich bij deze harde, doordringende klanken niet op zijn gemak voelt. Maar het is hem vergeven, want het concept met de laptops, de joysticks en de schermen werkt prachtig. Dát is nu eens een staaltje vernieuwend muziektheater!

Multimediaal muziektheater van dit kaliber is niet aan iedereen evenzeer besteed. Veel mensen zullen toch liever op hun gemak bij een strijkkwartet gaan zitten. Toch komen sommige werken van deze avond bij iedereen binnen. Daaraan herken je de allerbesten in welke stijl dan ook.

Gaudeamus Muziekweek 2014 – New Adventures in Performance

Net als donderdagavond waren er vrijdagavond weer drie concerten in een ‘sandwichprogrammering’. Tussen de twee concerten van het Doelenkwartet in TivoliVredenburg door werden in RASA drie experimentele werken uitgevoerd onder de titel New Adventures in Performance.

De titel slaat (daar ga ik tenminste van uit) op het stuk Nouvelles Aventures van Ligeti, een theatraal werk met de vreemdste geluidseffecten dat een behoorlijke schok in de muziekwereld bracht. Werken die aan Nouvelles Aventures herinneren kom je nog met regelmaat tegen in de Muziekweek: het Zangzucht-concert donderdagavond in de Geertekerk had ook wel zo kunnen heten.

Nu was vooral het eerste stuk theatraal. Sterker nog: het werk van de Russin Marina Polejoechina was een en al theater. Alleen de titel al: i dobavit’ k neonovomoe losjoe sjtsjepotkoe estragona ofwel: ‘en voeg bij de neoneland een mespuntje dragon’. De toelichting was niet veel minder vaag, dus moesten we het doen met het stuk zelf.
  De performance begon met een lange rust, waarin een danseres onbeweeglijk midden op het podium stond. De twee musici, een blokfluitiste en een gitarist, begonnen pas later aan het stuk. Lang niet alle tonen die ze voortbrachten, kwam uit hun eigen instrument. Ze werden bijgestaan door veel elektronische geluiden, speelden soms in virtual reality en gebruikten op het eind allebei een heuse bromtol. Daartussen stond de zangeres, nu eens vol in het licht, dan weer amper zichtbaar, die de muziekfragmenten tussen de knipperende tl-buizen aan elkaar danste.
  De wonderlijke cocktail van experimentele muziek, dans, elektronica en lichtkunst werkte als een show van Hans Klok: niemand begreep er iets van, maar iedereen zat gebiologeerd te kijken. Of de muziek ook op de radio nog indruk zou maken, is echter de vraag. Daarvoor is ze waarschijnlijk te fragmentarisch en amorf. Geef Polejoechina het toneel maar!

Bij dit spektakel stak het volgende werk, Article 8 [infinity], maar wat bleekjes af. De compositie van Rozalie Hirs, een soort concertstuk voor basfluit en elektronica, had niets theatraals: gewoon een musicus die zijn werk komt doen. Nog overdonderd door Polejoechina maakte de atonale fluitmelodie met sferische luidsprekerklanken eromheen geen eerlijke kans.

Het derde werk, Sur les debris (sic) van Francisco Castillo Trigueros (de andere genomineerde van de avond), was ook voor basfluit en elektronica. Wat de Mexicaan aan klanken voor de grote fluit voorschrijft (meer dan eervolle vermelding ook voor fluitiste Shanna Gutierrez!) is fascinerend. De elektronische track bestaat uit een zwaar vervormde voordracht van het gelijknamige gedicht van Rimbaud. Er is geen menselijke stem op te herkennen; we krijgen er een hele reeks prachtige ruisende en tikkende geluiden voor in de plaats. Deze klanken zijn de débris, het puin waarop de fluitsolo wordt opgebouwd. Jammer genoeg wordt het puin naar het einde toe zo luid dat het binnenoor pijn begint te lijden.

Niet elke genomineerde voor de Gaudeamusprijs kan zijn eigen concert krijgen. Zo kan het gebeuren dat er twee totaal verschillende composities in één concert worden gespeeld. Toch hadden de twee fluitstukken beter niet na de bizarre neoneland geprogrammeerd kunnen worden.