Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 79.
Vorige week (in aflevering 77) behandelden we de Fixkes uit Stabroek bij Antwerpen. Vandaag behandelen we Hannelore Bedert uit Deerlijk. Dat ligt in West-Vlaanderen, in de buurt van Kortrijk. Net zoals Izegem, waar Flip Kowlier vandaan komt. Hannelore Bedert wordt ook niet de laatste artiest uit die hoek die mijn rubriek haalt. Ik weet niet wat er ter plekke in het water zit, maar de laatste tien, twintig jaar is er verbazingwekkend veel goede West-Vlaamse muziek uit Kortrijk en omstreken gekomen.
Bij de Fixkes konden we vaststellen dat er in Antwerpen e.o. geen scherpe grens bestaat tussen dialect en Verkavelingsvlaams. Met hun verwaterde versie van het Antwerps kwamen ze ergens in een grijs gebied uit. In West-Vlaanderen is zoiets niet mogelijk: je spreekt of Nederlands (netjes of minder netjes), of dialect. Hannelore Bedert zingt beide, soms zelfs binnen één liedje:
Het eerste, langzame gedeelte is in het Nederlands. Hierin spreekt Hannelore niet door haar eigen mond. Er is iemand aan het woord die haar vermaant behoorlijk Nederlands te leren spreken. Ze verstaan haar in de beschaafde wereld nauwelijks:
Ge moet dringend leren klappen.
Uw taal, juffrouw, uw taal.
Zo komde nie onder de mensen.
Ge klinkt zo abnormaal.
Die vermaning komt van een vrouw die niet schroomt om woorden als gij en klappen te gebruiken. En wel een ander beleren om zijn dialectwoorden en uitspraak! Misschien heeft mevrouw X (ze krijgt nergens een naam) wel helemaal niet door dat ze geen Algemeen Nederlands spreekt. Haar dictie is namelijk schoolmeesterachtig correct, zonder een spoor van een lokaal accent. Het is nogal bevreemdend om die Brabantse woorden te horen in het accent van de VRT-nieuwslezers.
De boodschap van Bedert is waarschijnlijk: West-Vlamingen worden alom gestigmatiseerd, maar Antwerps gekleurd taalgebruik wordt overal in Vlaanderen normaal gevonden. Vergelijk het maar met de Amsterdammer die lacht om een oosterling en zijn accent, terwijl hij er geen zin uit krijgt zonder “hij ken” en “me eige”.
Eerlijkheidshalve moet ik wel zeggen dat Hannelore Bedert zelf ook vaak zo zingt. “Ik ben zoveel schoner als ge ’t licht uit doet”, dat soort zinnen domineert haar werk toch wel. Maar ook zij heeft heus wel op school netjes Nederlands leren spreken. Als ze dus een betweter wil nadoen die het ook écht beter weet, dan kan ze gewoon het AN gebruiken.
Op zoveel stadse arrogantie heeft Hannelore haar antwoord wel klaar:
Ik zeg: madam, ’t es West-Vlams,
’t Es nie gemoakt om te verstoan.
A’k ik mien klap wil opendoen dan doe’k ze open.
De muziek – ook niet onbelangrijk – verandert, op het moment dat de taal verspringt, van een moeizame blues in een hupsige swing. De eigen taal, daar voelt Bedert zich duidelijk beter in thuis; als het keurslijf van het Algemeen Nederlands – of wat daarvoor doorgaat – uit mag, wordt de muziek een factor drie sneller.
Helemaal onbekommerd is haar houding ook niet. Hannelore voelt zich ook verongelijkt: ze wijst madam terecht omdat die met twee maten meet.
A’k ik u nie verstoan ee dan es ’t
omda’k ik nie goed luuster.
A gie mie nie verstoan eet dan es ’t
omda’k ik nie kan klappen.
Wat èn me doar nu oan?
Eigenlijk ziet ze maar één klein probleempje met haar accent. Doordat West-Vlamingen moeite hebben met de h en de g, kan ze het woord ‘muggengeheugen’ niet zeggen. Maar daar valt wel mee te leven:
En da’k ik ‘muhhuhhuhheuhen’ nie kan zeggen,
doar ee’k ik mie allang bie neergelegd.
Tel mar noa oeveel keern in uw leven
da je ‘muhhuhhuhheuhen’ zegt.