Honderd keer pop in je moerstaal (73)

Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 73.

Na Jan Smit krijgen we vandaag opnieuw een artiest die door veel popkenners te min wordt geacht, die genegeerd wordt in popgeschiedenissen, wiens cd’s niet in de OOR besproken worden en die je geacht wordt te verachten. En toch staat Marco Borsato al een dikke twintig jaar aan de top met een prachtige stem en goed doorwrochte songs.
  Afgelopen donderdag, bij Jan Smit, vond ik nog vooral dat hij te streng beoordeeld werd. De muziek die hij tegenwoordig maakt is misschien niet geweldig, maar hij is niet meer het smartlappenzangertje van vroeger en dat ziet nog lang niet iedereen in. Maar Marco Borsato vind ik serieus goed, en ik vind dat hem groot onrecht wordt aangedaan. In dit stukje stel ik mezelf de taak dat recht te zetten.

Even ons geheugen opfrissen: Marco Borsato is een Nederlandse zanger met een Italiaanse vader. Zijn naam is dan ook geen artiestennaam. We kennen hem sinds 1990. Dat jaar won hij de Soundmixshow, een succesvol programma van Henny Huisman op de toen gloednieuwe zender RTL 4. Na dat televisieoptreden bracht hij drie albums in het Italiaans uit. Waarom ook niet? Er is geen mooiere zangtaal dan het Italiaans, en Marco had het van vaderskant meegekregen.
  De eerste cd deed het aardig, maar de opvolgers verkochten voor geen meter meer. Italiaans zingen voor de Nederlandse markt is een elegante maar riskante keuze; je publiek verstaat er immers niets van. Dus probeerde hij het in 1994 in het Nederlands. “Storie di tutti i giorni”, een hit van Riccardo Fogli, werd “Dromen zijn bedrog”. En of het lukte! Maandenlang was het ding niet van de radio weg te slaan!
  Zijn Italiaanse muziek bleek uiteindelijk maar een valse start. De ene na de andere hit, vaak nummer één, liet hij op het Nederlandse publiek los. “Waarom nou jij”, “De waarheid”, “Ik leef niet meer voor jou”, “Binnen”, “Wat zou je doen” (met Ali B, zie aflevering 71) – en dan noem ik er nog maar een paar. Marco Borsato bleef jaren aan de top staan, op zijn minst in verkoopcijfers. We treffen hem nu in de jaren nul aan, maar ik had ook een ander liedje kunnen kiezen en hem tien jaar eerder of later kunnen behandelen.

Wat hebben zelfverklaarde popliefhebbers en popkenners dan tegen Marco Borsato? Als je ze ernaar vraagt, hoor je twee dingen: te weinig diepgang en nep, onecht.
  Met het eerste bedoelen ze misschien zijn teksten. Tja, die zijn inderdaad geen hoge literatuur. Maar je zou toch een hoop popacts bij het grofvuil moeten zetten als je alleen maar literaire teksten accepteert. Gaat het in het vroege werk van de Beatles ooit over iets anders dan de liefde? Of bij de Britse New Romantics? Je kunt zeggen wat je wilt, maar “Ik leef niet meer voor jou” komt qua literaire waarde echt wel voorbij “I want to hold your hand”.

Dan de kwestie van het onechte. Er is geen kunstvorm ter wereld waarin het ‘authentieke’ zo belangrijk wordt geacht als in de popmuziek. Het lijkt wel of iedereen die een beetje goede smaak claimt zich beroept op de idealen van Adorno, de man die popmuziek ooit zo finaal de grond in boorde. Popmuzikanten moeten ‘soul’ tonen, ze moeten menen wat ze zingen, hun teksten moeten gaan over wat ze zelf hebben meegemaakt, anders is hun muziek waardeloos.
  Ik zal het niet ontkennen: de teksten van Marco Borsato’s nummers zijn inderdaad commercieel. Hij heeft ze (voor het grootste deel) niet zelf geschreven, en ze zijn vooral bedoeld om zoveel mogelijk algemene gevoelens aan te spreken. Borsato zingt dus niet noodzakelijk over zichzelf; dat kun je inauthentiek noemen.
  Maar met mijn achtergrond in de klassieke muziek kijk ik daar anders naar. Klassieke zangers zingen nooit hun eigen teksten. Als Dietrich Fischer-Dieskau een lied van Schubert zong, dacht niemand in de zaal dat hij de tekst zelf had geschreven, of dat hij het allemaal zelf had meegemaakt. En geen mens die hem dat kwalijk nam. Als een operazangeres de Königin der Nacht uit Die Zauberflöte speelt, meent ze de wraaklustige tekst ook niet, en dat nemen we haar evenmin kwalijk. Het enige wat ons interesseert is of de zangers het mooi zingen, en of ze het met overtuiging brengen.
  Marco Borsato beschikt over een prachtige stem. Popzangers hebben vaak helemaal niet zo’n puur stemgeluid; een ruig randje wordt in veel popgenres zelfs zeer op prijs gesteld. Borsato heeft zijn fraaie manier van zingen meegenomen uit de Italiaanse popmuziek, waar men de invloed van de opera nog steeds voelt en waar mooi zingen juist wél gevraagd wordt.
  Aan overtuigingskracht van opera-kaliber ontbreekt het hem ook niet. Borsato beheerst alle nuances van wanhoop tot euforie en brengt ze met flair, zonder ook maar één moment te gaan piepen of schreeuwen. Alles wat een klassiek geschoold luisteraar als ik van een zanger verwacht.
  Je kunt nog zeggen: ja, maar in de klassieke muziek gelden andere normen. In de klassieke muziek staat de componist centraal, bij popmuziek gaat het erom wie het uitvoert. Als Marco Borsato een liedje opneemt, spreekt iedereen van “een nummer van Marco Borsato”, ook al heeft niet hij maar een ander het geschreven.
  Ja, maar nee. Ten eerste stonden ook vroeger al uitvoerende artiesten centraal. Boven de bladmuziek van een populair lied of bekende aria stond dan “zooals gezongen door Jan Salie”. Ten tweede: ook Mozart meende zijn opera’s niet toen hij die componeerde. Het was in de eerste plaats werk, en in de tweede plaats een ondersteunende kunst die de tekst zo goed mogelijk moest uitdrukken. Het is vrij zeldzaam dat een componist de teksten voor zijn eigen muziek schrijft (Wagner is een uitzondering). We rekenen de grote componisten er niet op af dat ze de teksten van hun muziek niet ‘meenden’. Waarom zouden we dat dan wel bij popzangers doen?

Je kunt ook tegenwerpen dat het afbreuk doet aan je artiestendom. Een beetje artiest doet niet wat de muziekindustrie wil maar doet zijn eigen ding. Wie gewoon maar commerciële liedjes inzingt, is geen kunstenaar maar een simpele loonslaaf.
  Leuk bedacht, maar ik vind het weer niet opgaan. Ten eerste wordt dat criterium verschrikkelijk selectief toegepast. ABBA bijvoorbeeld was een volledig organische band, uit zichzelf bij elkaar gekomen, en twee van de bandleden vormden zelf het artistieke én commerciële brein. De Sex Pistols waren synthetisch, bij elkaar gezocht door een gewiekste manager die wel brood zag in de opkomende punkrock. Vier middenklassejongens werden ruig gekleed en moesten op tv doen of ze onaangepaste arbeidersjeugd waren. Veel nepper wordt het niet. Toch moet je de Sex Pistols goed vinden, en mag ABBA nog steeds niet (al is het zo’n beetje iedereens guilty pleasure.)
  Ten tweede: Marco Borsato is niet de eerste de beste tienerster. Hij werkt al jaren samen met John Ewbank, zijn bij vlagen geniale componist, en ze weten precies wat ze van elkaar willen. Hun werkrelatie staat dichter bij de samenwerking tussen Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh dan bij de input die pakweg de jonge Britney Spears van haar manager kreeg.

Maar er is iets wat ik nog belangrijker vind. Alweer als klassiek geschoold musicoloog kijk ik vooral naar de composities. En hoe vaak het tegendeel ook wordt beweerd: die zijn allesbehalve oppervlakkig. Naarmate Borsato langer aan de top kwam te staan, konden John Ewbank en hij zich meer en meer permitteren. De trouwe, volwassen geworden fanbase kon wel wat muzikaal avontuur velen. Daarom hoor je bij Marco Borsato geregeld een maatwisseling, een ongebruikelijk akkoord of een bijzonder melodielijntje.

Zijn nummeréénhit “Rood” uit 2006 is daar een uitstekend voorbeeld van:

Ik moet toegeven: wat dit nummer aangaat ben ik een beetje bevooroordeeld. Toen ik in 2006 in de Introductiecommissie van mijn studentenvereniging zat, had de praeses een baldadige bui. Twee weken lang draaide hij meerdere keren per dag dit nummer. Iedereen werd er gek van, maar “Rood” haalt me op een proustiaanse manier terug naar een ongelofelijk toffe tijd.
  Maar ook toen al vond ik het een steengoed nummer. Na de 70e keer had ik het natuurlijk ook wel genoeg gehoord, maar ik zat met open oren te luisteren en ontdekte steeds weer nieuwe details. Juist doordat ik het zo vaak hoorde, kon ik er een analyse van maken. Elf jaar later staat die analyse nog steeds. Laten we het nummer gewoon, net als in aflevering 47, moment voor moment nalopen.

Zo na vijf, zes seconden begint de muziek. We horen een bes-kleinakkoord in de gedempte strijkers. In de klassieke muziek is bes-klein, een mineurtoonsoort met vijf mollen, traditioneel een zeer duistere toonsoort. Deze toonsoortensymboliek is in principe waardeloos in de popmuziek, waar geen ‘partiturencultuur’ heerst maar alleen de klinkende, opgenomen muziek telt. Maar toch: John Ewbank heeft hoorbaar een klassieke opleiding gehad en kan door die traditie gekozen hebben voor juist bes-klein, en niet het handiger a-klein. Bovendien klinken strijkers ook gedempter in bes-klein, een toonsoort waarin weinig open snaren worden gebruikt. Een subtiel verschil, maar als je een hit wilt scoren is elk detail van belang.
  Bijna meteen daarna zet Marco in. Hij gebruikt een klassieke zangtechniek: sotto voce, ofwel zingen met gedempte stem. Het is maar weer een bewijs van de grote opera-erfenis die hij uit de Italiaanse popmuziek heeft meegenomen.
  De duistere toonsoort en dito vioolspel en zang ondersteunen ook een sombere tekst. Als voorbeeld de eerste vier regels:

     Rood is allang het rood niet meer.
     Het rood van rode rozen,
     de kleur van liefde van weleer
     lijkt door de haat verkozen.

Meteen al in de eerste twee regels valt de titel vier keer. We weten dus dat die niet zomaar is gekozen. In de volgende regels komen we erachter dat de ikpersoon zijn vroegere associaties bij het rood is kwijtgeraakt. De kleur is een semafoor, maar wel een heel dubbelzinnige: ze kan zowel liefde als haat voortbrengen. En door alle geweld in de media lijkt de eerste associatie gaandeweg bedorven te zijn geraakt door de tweede. Let wel, “lijkt”. Marco Borsato zingt hier niet dat het vroeger beter was, wel dat hij thans door krant en tv alleen nog maar aan de negatieve kanten van passie wordt herinnerd.
  Mensen die het niet op Marco Borsato en dit nummer begrepen hebben, ergeren zich hier al aan de clichés. “Het rood van rode rozen.” “De kleur van passie en van wijn.” Ik vind dat niet eerlijk. De tekst bestaat niet uit clichés, hij gaat over clichés. De ikpersoon zou wel willen dat hij rood nog onbekommerd met rozen associeerde, maar dat lukt hem niet meer. In die zin is de tekst dus origineel.
  Dit alles nog steeds op zeer treurige muziek. Op 0:27 is zelfs een Napolitaanse harmonie te horen (een verlaagde tweede trap; in deze toonsoort een Ces-grootakkoord); sinds ongeveer 1700 het teken dat er zwaar menselijk leed plaatsvindt.

De gedempte ellende breekt in één klap open op 0:52. Borsato schakelt van sotto voce over naar zijn normale stem en de pianist begint hard te rammen.
  De figuur die de pianist te spelen krijgt, lijkt nogal op een pianoloopje uit “Crime of the century” van symfonische rockband Supertramp. Dat viel in 2006 al meteen een paar mensen op. John Ewbank wist zich van den prins geen kwaad – logisch, zo’n man weet ook wel hoe het auteursrecht werkt – maar het lijkt er toch wel op dat hij zich, bewust of onbewust, heeft laten inspireren door deze klassieker.
  Maar Ewbank doet er veel meer mee. Bij Supertramp begint dat loopje na twee minuten en duurt het de hele rest van het nummer: bijna drieënhalve minuut lang klinkt die ene pianoriedel. Er wordt wisselende muziek overheen gespeeld, maar het motief zelf wordt niet ontwikkeld.
  In “Rood” is dit themaatje hetzelfde motief waaruit alle muziek daarvóór al is opgebouwd. Bij Supertramp kwam het uit de lucht vallen, hier ontstaat het als transformatie van muziek die al geklonken heeft. Bovendien klinkt het maar dertig seconden, verdeeld in twee rondgangen rond hetzelfde akkoordschema. Tijd om verveeld te raken is er niet.
  En niet te vergeten: het loopje is één tel korter. Supertramp gebruikt de 6/4-maatsoort. Die is in de popmuziek al redelijk ongebruikelijk: 4/4 is de maat van alle dingen in elk popgenre. Maar hier krijgen we een 5/4-maat te horen! Dat is in de klassieke muziek al een zeldzame maatsoort, en een die ons ritmegevoel behoorlijk op de proef stelt.
  Alsof dat nog niet genoeg is, klinkt na 1:05 vanuit de strijkers (ik denk de tweede violen, maar ik kan geen partituur inzien) een chromatische stem. Die stem wordt niet heel erg in de verf gezet, maar als je goed luistert, hoor je een groep achtste noten die zich constant in halve tonen van punt naar punt slingert. De ongemakkelijke maatsoort, de chromatiek – het is klaarblijkelijk allemaal bedoeld om de ellende in de wereld te verklanken, zonder dat de muziek echt onaangenaam wordt.

Dan komt het nieuwe keerpunt, waarna het nummer écht kan beginnen. De piano en strijkers houden spontaan op, en de zanger neemt het weer over. De ikpersoon geeft zich openlijk over aan escapisme:

     Dus ik neem heel bewust het besluit:
     de krant leg ik weg, de tv gaat…. uit.

Vandaag even geen aandacht voor alles en iedereen wat met bloed en ellende te maken heeft. Vanaf het moment dat de tv uitgaat, klaart het nummer spontaan op. De toonsoort verandert in Bes-groot, de maatsoort wordt een opgewekte 4/4, een crescendo brengt ons als een lift in een torenflat naar boven.
  Nu kan Marco Borsato zijn refrein kamerbreed inzetten. Het is, zoals je van een refrein mag verwachten, een keiharde meezinger, maar wel een dubbelzinnige:

     Vandaag is rood… de kleur van jouw lippen.

Na de eerste drie woorden valt er een pauze. Wij denken dat de zin af is, en dat hier gezongen wordt: deze dag heeft rood als kleur. Dan blijkt de zin nog niet af. Door de toevoeging die er achteraan komt, veranderen met terugwerkende kracht de eerste drie woorden ook van betekenis. Borsato blijkt te bedoelen: vandaag associëren we rood (weer) met je lippen, niet met iets anders.
  De Taalprof schreef in 2006, toen het nummer wekenlang op 1 stond, het volgende: “Uit onderzoek naar hersenactiviteit tijdens taalverwerking is bekend dat er een speciaal plekje in je brein geactiveerd wordt als je iets geks hoort. Onderzoekers lieten proefpersonen luisteren naar woordgroepen als het gewone Patat met … mayonaise en het gekke Patat met … hond, en wat bleek? Bij dat gekke zinnetje ontstond er ineens activiteit in een heel ander deel van je hoofd. Volgens mij weet Marco Borsato dit.”
  Het refrein wordt volgepropt met deels nogal onnozele clichés (“Rood van rood-wit-blauw, van heel-mijn-hart-voor-jou”), maar het is Borsato en Ewbank vergeven: de eerste omdat hij het geweldig brengt, de tweede omdat hij het waarmaakt met alles wat het nummer daarvoor al geboden heeft.

In het couplet, op 2:18 – het is er maar eentje, dus je kunt je afvragen of ‘couplet’ het juiste woord is – zet er een trancebeat in. Tijdens het refrein hoorden we al een elektronische begeleiding, die in de langzame inleiding nog niet voorkwam, nu klinkt er een echte dansbare beat. En dat terwijl we zo-even nog met een ondansbare vijfkwartsmaat te maken hadden!
  In dat couplet toont de ikpersoon bijna kinderlijk enthousiasme voor de partner bij wie hij blijkbaar al een hele tijd is:

     Ik loop de deur door, ren naar buiten waar de zon begint te schijnen.
     Laat alles achter, kijk vooruit en met mijn laatste rooie cent
     koop ik een veel te grote bos met 150 rode rozen:
     één voor elk jaar waarvan ik hoop dat jij nog bij me bent.

Deze tekst is bewust en weloverwogen over de top. Er zijn al zoveel liefdesliedjes, dat een liefdesverklaring geen indruk meer maakt. Maar een bos met 150 rode rozen, die is zo irreëel dat het juist tot de verbeelding spreekt. Voor de volgende regel geldt dat nog meer: hopen dat je nog 150 jaar samen bent. Persoonlijk werd ik compleet door die regel meegesleept: de realiteit remt de fantasie niet meer af. Je mag alles hopen; of het reëel is, is vandaag niet belangrijk.
  Dan krijgen we het refrein nog een keer. Na het refrein – op 3:13 – verspringt de toonsoort zonder voorbereiding een grote secunde omhoog naar C-groot. Dat is nou eens niet erg klassiek, het is juist een typische popmodulatie, bedoeld om een nummer langer spannend te houden. Je kunt het Ewbank aanrekenen, maar heel goedkoop gebruikt hij dit middel niet. Meestal wordt die modulatie pas tegen het eind toegepast, om nog een paar keer het refrein te kunnen herhalen. Hier komt er nog een half nummer achteraan.
  De componist kiest voor een tussenspel, dat geïnspireerd lijkt te zijn door de Ierse volksmuziek. Het komt een beetje uit de lucht vallen, maar helemaal onlogisch is het ook weer niet: de zestiende noten die al de hele tijd in de strijkers klinken, sluiten mooi aan op de loopjes in het tussenspel. Het is trouwens nog behoorlijk moeilijk om met een heel strijkorkest deze Ierse loopjes, die normaal gesproken op een soloviool worden gespeeld, gelijk te krijgen.
  Veel popnummer hebben wel een tussenspel of een bridge. “Rood” heeft het allebei. Vanaf 3:27 komt de muziek weer tot rust en krijgt Marco weer wat te zingen:

     Nu sta je hier zo voor me,
     de rode avondzon streelt jouw gezicht.

Dit is voor mij het enige mindere moment van het nummer. De verkeerde klemtoon in “avóndzon” stoort me behoorlijk, en de beelden die er worden opgeroepen zijn nogal kitscherig. De ikpersoon prikt zijn vinger aan een doorn, er druppelt (uiteraard) rood bloed uit en zijn geliefde kust die vinger. Deze keer geen meta-clichés, zoals in de inleiding, ook geen transcendente overdrijving, zoals in het couplet, maar gewoon clichés. Toch heeft ook dit stukje iets te bieden. We horen een heus kerkorgel, dat we in de clip altijd al zagen maar er niet voor de sier blijkt te hangen.
  En sowieso: de rustige bridge is bedoeld om het drukke refrein af te wisselen. Op 4:01 knalt hij er weer vol in. Vergeet niet: het refrein klinkt nu een toon hoger. Voor de meeste zangers is het dan wezenlijk moeilijker om echt mooi, krachtig en verstaanbaar te blijven zingen. Marco Borsato kan dat, ook al moet hij de hoge a aantikken. De hoge g kan hij zelfs secondelang aanhouden, zoals blijkt vanaf 4:30:

     Vandaaaaaaaaaaaaag…. is rood.

Goed, hij zal bij die lange noot vast steun hebben gehad van studiotrucs. Maar dan nog: ik ken zangers die het met veel meer elektronica beroerder doen, en dat is een understatement.
  Vergeet trouwens tijdens die lange noot niet op de strijkers te letten. Zij omspelen deze maten met drukke zestiendeloopjes, die de toch al intense muziek tot het uiterste verzadigen. Dit moment vormt het hoogtepunt van de song. Hoewel… in wezen heeft het nummer zijn hoogtepunt al bereikt bij de eerste keer dat het refrein klonk. Er is sindsdien zoveel gebeurd, dat je beter van een hoogte-vlak kunt spreken, met een dipje bij de bridge.
  Met een niet bijster origineel motto sluit de zanger zijn partij af, waarna we nog één keer de riverdancemuziek uit het tussenspel horen. Vijf minuten lang zijn we compleet platgeslagen door het vocale geweld, de dichte instrumentatie en de schier eindeloze reeks aan compositorische vondsten.

“Rood” was de zoveelste nummeréénhit voor Marco Borsato, maar niet zomaar een nummer in zijn carrière. Zelden bracht hij een nummer zo intens, zelden was een lied van hem muzikaal zo rijk. De trukendoos van John Ewbank lijkt wel bodemloos. “Rood” werd bijna een nieuw begin in Borsato’s carrière. Hij noemde een complete concertreeks naar dat ene nummer, en anno 2017 loopt Symphonica in Rosso nog steeds. Een dijk van een song, speciaal geschreven voor de beste popzanger die we de afgelopen decennia in Nederland gehad hebben. Laten we trots op hem zijn, en niet, zoals bij ABBA, wachten met onze waardering uit te spreken tot hij al dertig jaar gestopt is!