Honderd keer pop in je moerstaal (6)

Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 6.

Geen enkel land, zeker niet op het Europese vasteland, pakte de Britse invasie zo creatief op als Nederland. Zeker in de Randstad, waar men piratenzender Radio Veronica kon ontvangen, besloten jongeren massaal om de Beatles en de Stones na te doen en een bandje op te richten. Zo kwam ons land (mijn excuses aan eventuele Vlaamse lezers) aan de Nederbeat. Het niveau was vaak nog heel verdienstelijk ook: met Golden Earring, The Outsiders en Tee Set hoeft Nederland zich niet voor zijn jaren zestig te schamen.
  Maar Nederlandstalige beat? Nee, dat was voor de meeste Nederbeaters geen optie. Heel in het begin had de covercultuur van de vroege jaren zestig (zie deel 3 en 4) nog wel voor een lading Beatlesvertalingen gezorgd, maar die verlieten de hitparade al gauw via de achterdeur. Nederlands klonk niet in beatmuziek, was de dominante opvatting, en trouwens: we willen het toch zeker ook in het buitenland gaan maken?

Gelukkig bestaan regels bij de gratie van uitzonderingen. Bob Bouber (die we vorige aflevering al als ZZ van de Maskers tegenkwamen) maakte niet alleen zelf muziek, hij was ook op zoek naar goede bandjes van eigen bodem. Zo vond hij eind 1965 Het. Ja, je leest het goed: Het was een Nederlandse band. Met “Ik heb geen zin om op te staan”, ook door Bouber geschreven, kwam deze groep in december van dat jaar de hitparade binnen.

Eerst maar eens over die bandnaam. Tegenwoordig kunnen bands alle mogelijke namen hebben. Noem jezelf maar Therapy?, Radiohead of Maserati, daar kijkt geen mens meer van op. In 1965 lag dat anders: toen was het toch wel gebruikelijk dat je bandnaam ofwel eindigde op Band, Group, Mob of iets dergelijks, ofwel bestond uit The met een meervoudig woord. Op die manier werd het collectieve karakter van de band benadrukt, en ook bij redelijk creatieve namen kon je spreken van “een Kink”, “een Shadow”, “een Rolling Stone”.
  Wie er als eerste begonnen is met “enkelvoudige” bandnamen? Weet ik niet, misschien is het ooit uitgezocht. Maar hier is de inspiratiebron waarschijnlijk The Who. De Britse mod-band had een vragend voornaamwoord in zijn naam, deze bandnaam is een persoonlijk voornaamwoord. Het kan ook best: in juli 1965 kwam The Who voor het eerst de Nederlandse Top 40 in (“Anyway, anyhow, anywhere”), en in november en december hadden ze een grote hit met “My generation”.

Lijkt de muziek ook een beetje op The Who? We gaan luisteren.

Hm, een kopie van The Who is het niet bepaald. Eerder doet het denken de vroege Stones. We horen namelijk bluesrock: een klaaglijke tekst, gitaren met veel distortion en feedback en de geijkte bluesriffs. Het bluesschema ontbreekt, dat wel.
  Maar in de stijl van de Stones is het ook niet echt. Bij Jagger en Richards lopen de bluesnummers over van testosteron en energie, dat kun je van Het moeilijk zeggen. Evenmin kunnen we dit liedje één op één aan een andere bluesrocker koppelen. Het liedje is zelfs een beetje kunstzinnig. Met een gemene dissonant (vanaf 0:56) en een ongemakkelijk golvende feedback (vanaf 1:45) zetten de heren onze oren op scherp en nemen ze een voorschot op de artrock.
  Ook over de tekst valt wat te zeggen. Iedereen kent het gevoel: geen zin om op te staan, te kort geslapen en straks weer acht uur werken in een saaie baan. Het is geen groot leed, maar het is de blues. Maar de zanger doet meer, of beter gezegd minder: “Ik blijf in bed / de hele dag / want ik heb geen zin (hij heeft geen zin) / om er nou nog uit te gaan.”
  De kans om, anno 1965, voor “dat werkschuwe tuig met zijn beatmuziek” te worden uitgemaakt is dan levensgroot. Maar meent de zanger het wel? Overdrijft hij niet? Of meent hij het juist heel erg en is dit nummer een aanklacht tegen de prestatiecultuur en de autoriteit van werkgevers? Het is pas 1965, het zou nog een paar jaar duren voor de jeugdcultuur echt politiek en radicaal werd. Maar toch, Bouber en Het kwamen uit Amsterdam, waar de Provobeweging al op gang gekomen was en de bom op barsten stond. Dus wie zal het zeggen…

Het maakte nog meer singles, van wisselend niveau en met vage teksten. De band bleek geen blijvertje en Nederlandstalige beat en bluesrock werd geen volwassen genre. Wat rest is een bescheiden klassieker.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.