Honderd keer pop in je moerstaal (50)

Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 50.

Ik zat in de jaren negentig op school – eerst op de basisschool, later op de middelbare school – en in die periode werden we doodgegooid met allerhande propaganda tegen racisme. We zongen er liedjes tegen (“Mensen moeten vrienden zijn”), we deden projecten, het School TV Weekjournaal bracht item na item over de nare gevolgen, de meester vertelde erover en als klap op de vuurpijl werd er, na een volledige themadag, een bordje “School zonder racisme” aan de muur gehangen. Alles om maar te voorkomen dat wij tot racisten zouden opgroeien.
  Een racist, dat was je in die tijd al wanneer je riep dat allochtonen een inburgeringscursus moesten doen. Alsof zij niet ook recht op hun cultuur hadden. Niettemin kwam de intellectuele weerzin tegen racisme niet uit de lucht vallen. Er waren namelijk ook figuren die een stuk verder gingen dan inburgeringscursussen, mensen die Hans Janmaat en zijn Centrumdemocraten ver voorbij waren: neonazi’s. Over hen gaat het liedje van vandaag: “Ze zijn terug” van de Jazzpolitie.

De Jazzpolitie bestond uit twee oosterlingen, Peter Groot Kormelink en Herman Grimme, die in Groningen terecht waren gekomen. Daar vormden ze eerst de kern van Splitsing, misschien bekend van het zomerhitje “Wind en zeilen”. Maar misschien ook niet: deze band kwam midden jaren tachtig op, toen Nederlandstalige pop, zeker het pretentielozere soort, behoorlijk uit was.
  Splitsing ging uit elkaar en de twee kernleden vormden de Jazzpolitie. Dit duo had zijn tijd wel mee: vanaf 1990 ging het weer duidelijk de goede kant op met pop in de moerstaal. Twee hitjes scoorde de band, redelijk bescheiden in cijfers maar niet weg te slaan van de radio: “Liefdesliedjes” en “Ze zijn terug”.

We kunnen constateren dat de uitdunning van de groep het geluid geen goed heeft gedaan. Het klinkt allemaal behoorlijk vlak. Wat we aan (bas)gitaren horen komt uit de studio (en misschien ook wel uit de vingers) van producenten Fluitsma en Van Tijn (zie aflevering 47). Zelfs het keyboard klinkt zompig; de scherpe, vrolijke synthipop van Splitsing was blijkbaar te “eighties onverantwoord” voor 1994. Toch kan ik er anno 2017 moeilijk omheen: “Wind en zeilen”, wat niet verder kwam dan de Tipparade, is muzikaal sterker dan “Ze zijn terug”.
  Tekstueel is het een ander verhaal. Dit nummer gaat niet over vakantie, dit nummer gáát ergens over. Engagement. Geen radicaal links engagement, zoals in de jaren zeventig, maar sociaal engagement vanuit het midden, tegen de extremen. Een zinnebeeld voor het poldermodel: iets zingen waar het hele land het mee eens is.
  Het lied gaat klaarblijkelijk over een Holocaust-overlevende, die met de opkomst van de neonazi’s de nachtmerries uit haar jeugd weer boven ziet komen:

     En dan schrikt ze wakker van de schop in haar gezicht,
     van vaders koude handen in het hok waarin ze ligt.
     Nog heel vaak schrikt ze wakker en wordt uitgemaakt voor zwijn.
     Soms worden dromen waar, te waar om mooi te zijn.

“Te waar om mooi te zijn”, dat is een steengoede regel. De tekst zorgt ook zeker voor kippenvel. In de jaren tien, waarin extreemrechts groter werd dan het ooit na 1945 is geweest, is de tekst misschien wel actueler en angstaanjagender dan ooit. Denk maar aan de Pegida-manifestaties, of aan het kaalgeschoren tuig dat op bijeenkomsten over azc’s afkomt…
  En toch: de tekst draagt de vrij saaie en fantasieloze muziek niet. De eerste twee coupletten zitten er al na honderd seconden op, en dan wordt er een toespraak van Hitler in gegooid. In 1994, toen ik tien was, vond ik dat erg indrukwekkend, nu vind ik het eerder goedkoop. Zeker, het gaat om zelfverklaarde navolgers van de Führer, maar het blijft 25 seconden gratis effectbejag, waarin je zelf niets hoeft te componeren. En dan kabbelt het nummer nog twee minuten voort…

Er valt me trouwens nog iets op. Peter Groot Kormelink is geboren in Groenlo, en zijn achternaam verraadt dat hij in die regio ook zijn wortels heeft liggen. Zijn zang heeft echter niet het minste Achterhoekse element. Als je niet beter wist zou je hem in de Randstad plaatsen.
  Misschien komt dat door de muziek: de Nederlandstalige voorbeelden van Grimme en Groot Kormelink kwamen vooral uit het westen. Toch zit er waarschijnlijk meer achter. Wil je in heel Nederland succesvol raken met een serieuze band, dan kun je maar beter niet laten horen waar je vandaan komt. Dat was, toen nog veel meer dan nu, een algemene gedachte. De praktijk heeft ze ongelijk gegeven, maar dat komt later nog.

Eén gedachte over “Honderd keer pop in je moerstaal (50)

  1. Het is maar een detail, maar ik heb me toch zitten afvragen uit welke toespraak van Hitler dat fragment afkomstig is. Dat leek nog niemand te hebben uitgezocht. Erg moeilijk was het niet om erachter te komen: het gaat om een toespraak die Hitler op de Dag van de Arbeid (1 mei dus) in 1933 op het Tempelhofer Feld heeft gehouden. Daarin zegt hij: “Sie [= die Welt] will nicht unser Recht zum Leben anerkennen, (will nicht unser Recht zum Schutz der Heimat anerkennen). Mein deutsches Volk! Wenn so die Welt gegen uns steht, dann müssen wir umso mehr zu einer Einheit werden.” Het stuk tussen ronde haakjes hebben ze in het liedje weggeknipt. De hele toespraak is hier te beluisteren (de link verwijst naar de passage waarin de geciteerde woorden worden uitgesproken). Zoals je al zei: goedkoop effectbejag – in het liedje én in de toespraak (maar het liedje vind ik toch leuk).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.