Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 12.
Eerlijk gezegd zag ik behoorlijk op tegen deze aflevering. Niet omdat ik een stom liedje heb uitgezocht (over domme liedjes valt vaak nog veel leuks te vertellen), maar omdat ik een cruciale vraag open moet laten. Die vraag luidt: hoe is het Ivan Heylen gelukt om in 1974 met “De wilde boerndochtere” in Nederland op nummer 1 te komen, terwijl hem dat in eigen land niet lukte?
Ivan Heylen is dus een Vlaamse zanger, net als de vorige week opgenomen Zjef Vanuytsel. Maar daar houdt de overeenkomst tussen beiden wel op. Bij Zjef Vanuytsel straalt alles perfectie uit: het vlekkeloze Algemeen Nederlands, het onberispelijke metrum, de verstilde poëtische beelden en dito muziek. Heylen werkt recht vanuit de onderbuik. Hij vertelt het hele verhaal rechttoe rechtaan, zonder hoogdravende metaforen, en in proza. Geen rijm en metrum dus, laat staan zo perfect als Vanuytsel in “De zotte morgen”. Alleen het refrein is berijmd, maar op een heel onbeholpen manier: de boerenzoon heeft amper woorden voor zijn gevoelens. De begeleiding bestaat uit weinig meer dan gitaarakkoorden; mooie arrangementen zouden maar afleiden. De zang is rauw en bijna gênant zo direct:
En totte mij, totte mij, totte mij
Totte mij guul de nacht.
En totte mij, totte mij, totte mij,
Totte mij me alle kracht,
DOEN ‘T DAN! DOEN ‘T DAN!!
Schon wijveke!
Maar er valt nog iets op: het liedje is van a tot z in het Oost-Vlaams gezongen. Dat is nog eens wat anders dan die schoolmeesterachtige dictie van Vanuytsel! Ivan Heylen, opgegroeid in het Oost-Vlaamse Assenede, kreeg deze taal van huis uit mee. Toch hebben niet al zijn liedjes dialectteksten. Een lied als “Jef” maakt wel degelijk gebruik van een soort Algemeen Nederlands; een taalvorm die we tegenwoordig misschien “Verkavelingsvlaams” zouden noemen.
Heylen lijkt het Oost-Vlaams te willen gebruiken voor de couleur locale: het lied gaat over boeren, de taal roept het platteland op. Oost-Vlaams wordt waarschijnlijk van alle Vlaamse dialecten het meest geassocieerd met boeren. Als een stadse Vlaming een boer nadoet, dan zet hij vaak een Oost-Vlaams accent op. Dat heeft te maken met het taalverschil tussen Gent en de rest van de provincie. Bovendien klinkt het Oost-Vlaams de andere Vlamingen wel vreemd, maar toch verstaanbaar in de oren. Het is dus plat, maar tegelijk te volgen.
Voor Nederlanders ligt dat wel even anders! Waar spreken ze in Nederland nu helemaal Oost-Vlaams? Een paar Zeeuws-Vlaamse grensdorpjes onder Terneuzen. Misschien dat de rest van die streek dit liedje ook zonder moeite kan volgen, maar daar houdt het wel mee op.
Maar zelfs al had iedere Zeeuws-Vlaming destijds een exemplaar van “De wilde boerndochtere” gekocht, dan was het nummer nog niet naar de eerste plaats geschoten. Het moet dus in het hele land zijn aangeslagen: in Noord-Brabant, in de Randstad, in Twente, waar al niet…. En meer nog: al die Nederlanders die het lied nauwelijks verstonden zagen er meer in dan de Vlamingen. Hoe is dat in godsnaam mogelijk?
Ik heb het geprobeerd na te zoeken, maar de bronnen zwijgen. Ik heb het gevraagd op Twitter, maar niemand wist het. Was er misschien een deejay, die het plaatje geplugd heeft? Kwam Heylen toevallig in Nederland op tv? Werd het liedje in een film gebruikt?
Eén ding kreeg ik wel uit mensen los: iedereen die het heeft meegemaakt herinnert zich dit lied als de dag van gisteren. Heylens woeste kreten (“vur ur!”, “doen ’t dan!”) hebben diepe indruk gemaakt. Het is een wat onbevredigend antwoord, maar dit liedje lijkt zijn impact simpelweg aan zijn eigen kwaliteiten te danken. De rauwe seksuele kracht, heel anders dan de bekende rockschreeuw maar minstens zo direct, raakte mensen diep.
Dan blijft de vraag waarom het liedje juist in Nederland zo aansloeg. Wel, misschien kunnen we dat juist uit het ‘uitheemse’ karakter verklaren. Veel culturen doen aan “othering”: ze maken zich een bijzonder romantische voorstelling van vreemde culturen, waaraan zowel positieve als negatieve eigenschappen worden toegeschreven. Arabieren, zigeuners en Italianen zijn daar vaak het ‘slachtoffer’ van geworden, maar daar hoeft het niet bij te blijven.
Nederlanders vonden zichzelf in de jaren zeventig een bijzonder preuts volk. Men had het gevoel dat geen tien seksuele revoluties de diepgewortelde calvinistische volksaard konden uitwissen. Nee, dan de Vlamingen, dat waren tenminste Bourgondische levensgenieters! Daar werd vast niet zo moeilijk gedaan over seks. In werkelijkheid was juist Vlaanderen toen nog streng katholiek en een stuk kuiser dan Nederland. Zo kuis zelfs dat dit suggestieve nummer aanvankelijk door de BRT geboycot werd en pas na het succes bij de noorderburen ook in Vlaanderen op de radio kwam. (Ik dank Eric van Balkum voor deze informatie, die na het publiceren van dit stukje alsnog met een verklaring voor het verschil in populariteit kwam.)
Maar ook de onverstaanbaarheid van het liedje kan hebben meegewerkt. Wat betekent bijvoorbeeld “totten”, wat de boerendochter de hele nacht moet doen? Het betekent “zoenen”, maar dat weet de gemiddelde Nederlander niet. Misschien was “totten” wel een heel vies woord? Dat idee lijkt inderdaad geleefd te hebben. In de parodie die André van Duin erop maakte, wordt totten ‘vertaald’ als… nemen!
Vier weken stond Ivan Heylen bovenaan de Top 40, bijna de hele maand juni 1974. Vanaf de tweede week kwam André van Duin met zijn parodie binnen. Uiteindelijk stonden beide nummers op respectievelijk 1 en 2. Heylen had Nederland heel even stormenderhand veroverd, maar werd voor straf tot in lengte van dagen met André van Duin geassocieerd.