Vandaag gebeurde er iets uitzonderlijks. Mijn broertje belde me en ik kapte het gesprek binnen twee minuten af. Ik was er niet voor in de stemming.
Voor wie ons niet door en door kent: dit is net zoiets als Kees van der Staaij die een kerkbezoek overslaat, of Wout van Aert die een wielerklassieker laat schieten. Wij bellen gewoon altijd om de andere dag, om – vaak twee uur lang – allerlei pretentieloze ongein te delen. In onze eigen, voor anderen nogal schokkende code, waarbij goede smaak, politieke correctheid en de wetten van de logica de eerste slachtoffers zijn. Niets heeft ons de afgelopen negen jaar daarvan afgehouden: geen persoonlijke depressies, geen enge verkiezingsuitslagen, geen moorddadige kalifaten, zeker geen COVID-ellende (want wat moet je anders als alles dicht is), zelfs de dood van onze oma’s niet.
Maar Poetins krankzinnige oorlog tegen de weerloze Oekraïne dus wel. Helemaal sinds hij zondag zijn nucleaire dreigement op tafel legde. Elke vorm van humor en vermaak ligt ineens zwaar op de maag – nee, erger nog: maakt me misselijk. Het lukt me niet meer mijn zinnen te verzetten met verdovende kicks als seks, snoepen en pretentieloze grappen.
Dat is allemaal nog tot daaraan toe. Snelle kicks hebben een funeste werking: je raakt eraan verslaafd en onderwijl worden ze steeds minder bevredigend. Prima dus als je daar (desnoods tijdelijk) vanaf raakt. Maar ik heb het ook met verheven dingen. Concreet: ik heb vandaag bijna geen muziek geluisterd.
Waarom zou je geen muziek willen luisteren als de wereld in brand staat? Er is altijd zoveel ellende aan de gang, je wilt toch niet als een überwokiaan afzien van Bach en Mozart alleen maar omdat er elders mensen creperen? Daar schiet niemand iets mee op, toch? Nee, en ik wil het ook niemand aanbevelen. Maar zo werkt het momenteel voor mij. Adorno’s dwaze uitspraak dat het barbaars is om na Auschwitz nog een gedicht te schrijven, lijkt bij mij ineens Anklang te vinden.
Het lijkt bijna onbehoorlijk om überhaupt nog iets te doen. Ik kom ’s ochtends mijn bed nauwelijks meer uit. Maar ja, daarin heb ik het natuurlijk gemakkelijk. Mensen met een gewone baan moeten eruit, anders heb ik mijn eten en mijn spulletjes niet. Dan maar gewoon mee opstaan…
Maar zonder muziek dus. De eerste dagen van de oorlog was het nog niet zo hoor. Eerst lachte ik zelfs nog om een überfout aprèsskiliedje van de Zware Jongens. Dat was snel voorbij, maar ik luisterde nog wel de gebruikelijke wavemuziek. Duistere muziek uit, of in de geest van, begin jaren tachtig, de tijd van het grote doemdenken – het leek de ultieme soundtrack voor deze nare tijd.
Maar nu dus niet meer. Muziek kan mijn zinnen niet meer verzetten, ik kan er niet meer in opgaan. Ik kan de ellende er niet door vergeten, zoals dat voorheen wel lukte. En mocht het toch nog een keer lukken, dan slaat de ellende wel weer in mijn gezicht als het liedje afloopt. Je kunt wel even schuilen, maar je moet doorlopen en intussen is het alleen maar harder gaan regenen.
Niet dat ik niet meer met muziek bezig ben hoor. Zo werkt mijn hoofd niet. Verschillende muziekstukken schieten door mijn geest, inclusief complete improvisaties. Weet je wat er nu de hele tijd in mijn hoofd zit? Het Andante uit de tweede symfonie van Alexander Borodin. Inderdaad, een Rus!
Het deel waar ik het over heb is al jaren een favoriet van me. Die machtig ontroerende hoornsolo in het begin, met zijn zwaarmoedig troostende tonen die zich aan elke ritmische vastigheid onttrekken, en daarna het blazersensemble dat die melodie, als een soort gesmolten koraal, met dezelfde onvastheid voortzet – het heeft me altijd diep geraakt. Maar nu voelt het vies. De warmte die ik erbij voel is als de warmte van het Russische gas: fysiek weldadig, maar au fond niet in orde.
Waarom dan toch? Die man leefde van 1833 tot 1887, wat heeft die nou met Poetin en zijn oorlog te maken? En al leefde hij nu en stond hij aan de verkeerde kant, daar wordt de muziek toch niet lelijk van? Heb ik niet altijd geroepen dat je de kunst van de mens moet scheiden? Ja, en dat vind ik nog steeds. Ik vind het ook helemaal niet moreel verwerpelijk om naar Borodin te luisteren. Ik lust het alleen niet. Net zoals al die sporters nu domweg niet in de stemming zijn om tegen Rusland te spelen – ook al hebben die Russische atleten niets gedaan.
Ik ken mezelf niet meer terug. Dat ik erg van streek kan raken van de actualiteit is niet nieuw. Depressiviteit ook niet. Maar muziek was tot nu toe altijd wat me op de been hield. Geen enkele soort muziek kan me nu nog uit het dal trekken.
Nu kan ik wel optimistisch zijn en zeggen dat het wel weer terugkomt, zoals dat altijd is gebeurd. Maar ik vind dat alleen maar cynisch. Poetin annexeert de Oekraïne en moordt misschien wel de halve bevolking uit als ze zich verzet, maar ik zal op termijn Mozart wel weer waarderen. En trouwens: wat is ‘op termijn’? Wie zegt mij dat ik, mijn woonplaats of de wereld er nog is volgende week?