Dit jaar schrijf ik een geschiedenis van de Nederlandstalige popmuziek in honderd chronologische stukjes, steeds geconcentreerd rondom één nummer. Vandaag deel 65.
Sinds de jaren zestig was het in Vlaanderen niet meer gewenst om het dialect in het openbaar te gebruiken. De Vlaming moest zijn blik verruimen en niet, als zijn eigen betovergrootouders, onder de kerktoren zijn plaatselijk plat blijven spreken. Zodoende kwamen er liedjes als “De zotte morgen” (aflevering 9). Anderen voelden er niets voor om hun moedertaal zomaar op te geven, wat bijvoorbeeld “De wilde boerndochtere” (aflevering 12) opleverde.
Rond het jaar 2000 was die discussie nog altijd actueel: moeten we ‘netjes’ Nederlands spreken of onze eigen spreektaal gebruiken? Een band met een gladgestreken imago als Clouseau (ter herinnering: aflevering 42) kiest uiteraard voor de standaardtaal. Belgian Asociality, een punkband, past die standaardtaal wat minder goed: zij zijn geknipt voor de volkstaal.
Eén groot verschil met dertig jaar eerder: de bandleden spreken geen dialect! Misschien dat één of meer van de leden het nog wel beheersen, maar in het dagelijks leven bedienen ze zich van iets anders: Verkavelingsvlaams of tussentaal.
Hoe leg ik dat aan een Nederlands publiek uit? Wel, Verkavelingsvlaams is eigenlijk precies wat een Nederlander zich bij Vlaams voorstelt. Een Vlaams accent, typisch Vlaamse woorden en een voor Noord-Nederlanders onnavolgbare zinsbouw. Een taalvorm tussen de standaardtaal en de echte dialecten in, met de focus op de Brabantse dialecten (provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant).
Zulke tussenvormen (regiolecten) zijn waarschijnlijk al erg oud. Echt belangrijk werd de tussentaal pas in de jaren zestig, toen er campagnes werden gehouden om het volk goed Nederlands te leren. Voor veel mensen was die stap te groot. Ze zwoeren de typische klanken van hun dialect wel af, maar de woordkeus van de Hollander overnemen, dat ging te ver. Zo ontstond er een soort modern Vlaams, van zijn onderlinge variatie ontdaan maar toch heel herkenbaar aan de regio gebonden.
Vreemd genoeg heeft het tot in de jaren negentig geduurd voor men dat algemeen opmerkte. Toen de VRT een soap Thuis begon was, om het in goed Verkavelingsvlaams te zeggen, het kot te klein. Schandalig dat een met gemeenschapsgeld gemaakte serie zo’n slecht voorbeeld gaf! Anderen zagen het probleem niet: zo klappen de meeste Vlamingen toch? Welke soap is er nu gebaat bij de taal van nieuwslezers en schoolmeesters?
Mocht het nog nodig om mijn punt te ondersteunen, dan volgt hier het refrein (omdat het hier relevant is, heb ik de spelling wat aan de uitspraak aangepast.):
Ik doen het morrege, da ‘k het zeker zal doen.
Morrege, zeker veur de noen.
Ik doe het morrege, morrege, morrege,
da ‘k het morgen zal doen!
We horen al meteen een breed uitgemeten svarabaktivocaal, waardoor het woord morgen drie lettergrepen heeft. Zjef Vanuytsel zou ervan gegruwd hebben: zijn “Zotte morgen” heeft beslist niet meer dan twee lettergrepen. De heren zijn echter niet altijd zo consequent. Het Verkavelingsvlaams heeft geen regels, je kunt steeds kiezen voor de ‘beschaafde’ dan wel voor de ‘platte’ vorm. Meteen in de eerste regel horen we het dialectische “Ik doen ’t morrege”, verderop is dat “ik doe“, zoals ze op school hebben geleerd. Voor klinkt als veur, zoals in heel veel soorten Brabants, maar morgen klinkt niet als murrege.
Niet alleen de taal van de tekst daagt de normen uit. Ook inhoudelijk weigert hij zich aan de burgerlijke waarden te conformeren. Uitstelgedrag wordt gerechtvaardigd, bijna verheerlijkt, met smoesjes die mij erg bekend voorkomen uit mijn studententijd:
Als alles nu al is gedaan
heeft morgen geen zin meer te bestaan.
Het is dus beter vandaag niet alles al te doen.
ik zie wel morgen, morgen veur de noen.
De oplettende luisteraar heeft nu waarschijnlijk ook wel door dat de muziek haar genreomschrijving tart. Dit is niet echt punk, het klinkt meer als metal. Iets dergelijks hebben we onlangs gehoord bij “Kramp van je kanis” van de Raggende Manne (aflevering 60). Net als deze Nederlandse band is Belgian Asociality zijn blikveld gaan verruimen, zonder in te boeten op zijn ruwe imago.
Metal zat rond 2000 (dit liedje stamt uit 2002) behoorlijk in de lift. Heel specifiek werden er nu talloze nu-metalbands groot, een subgenre dat een heel specifiek gitaargeluid combineert met talloze invloeden uit andere genres. Rap bijvoorbeeld. “Morregen” doet daarmee heel sterk denken aan het werk van Rage Against the Machine.
De verschillen zijn echter groot. Rage Against the Machine is een woeste strijdkreet tegen het systeem, tegen de machthebbers, tegen de wereld. Een politiek geladen, nee overladen muziek. Belgian Asociality zingt vooral over dagelijkse ergernissen, als een drop-out die geen zin heeft om zich aan te passen. Hun hele naam is erop gebaseerd. Gewoon zeggen en doen wat in je opkomt, niet eens om te choqueren maar vooral omdat dat veel makkelijker is dan de dingen mooi te maken.