Tame Impala – Currents

Eerder dit jaar ging er een onaangename schok door de popwereld. Mumford & Sons, producent van hippe, frisse folk per strekkende meter, pakte het rockinstrumentarium op. Het resultaat was pijnlijk, vonden veel muziekmensen toch wel. Vernieuwen akkoord, maar je gouden formule opofferen om als een aftreksel van Coldplay te klinken is een heilloze route.
  Tame Impala, de eenmansband van Kevin Parker, heeft zich voor de nieuwe plaat Currents ook vernieuwd maar heeft deze valkuil gelukkig weten te vermijden. Het album past in een evolutie die op eerdere platen al ruimschoots werd voorbereid. Op Innerspeaker was het nog alles gitaren wat de klok sloeg. Op Lonerism waren de vele gitaareffecten niet meer genoeg voor de Australiër en kwam de synthesizer om de hoek kijken. Nu heeft de elektronica de overhand genomen en is Tame Impala een synthipopact geworden, waarin de gitaar nog maar sporadisch klinkt.
  De essentiële dingen zijn gebleven: Parkers liefde voor bizarre geluidseffecten, zijn stem die zo eng veel op John Lennon lijkt, het autistische vreemdeling-in-mijn-eigen-wereldgevoel van de teksten. De sfeer blijft intact, maar het retrogevoel dat de band vroeger met zich meedroeg is definitief verdwenen.

Tame Impala opent buitengewoon sterk met “Let it happen”. Vanaf het begin hoor je een lekker klinkend midtemponummer waarin de elektronica zich een waardig opvolger van de gitaar toont. Onderweg wordt het nummer vreemder en buitelen de geluidseffecten over elkaar heen. Aan het eind verraadt een blik op de tracklijst dat we intussen 7 minuten en 46 seconden verder zijn! Lang is niet altijd te lang, zo toont dit geweldige nummer wel aan.
  Hierna gaat het verder met onder meer “The moment”, een poppy liedje met een soort glamrockbeat (!), “Yes I’m changing” (een langzaam nummer met de veelzeggende tekst “They say people never change, that’s bullshit: they do”) en “The less I know the better”, waarin de gitaar toch nog een bijrolletje krijgt. Toch komt halverwege de klad erin. De songs zijn niet meer zo sterk als de allereerste en gaan steeds meer op elkaar lijken. Hoeveel verschillende geluiden Parker ook uit zijn synthesizer tovert, onze oren worden er langzaamaan onverschillig voor. Het helpt ook niet dat de Australiër een voorkeur voor zoemende geluiden met weinig boventonen lijkt te hebben. Vergeleken met de scherpe bliepjes van een Depeche Mode maakt dat de muziek slaapverwekkend. Dit is niet de synthesizermuziek die ons tijdens de jaren tachtig een decennium lang kon boeien.
  Dat is best zonde, want op die manier worden we doof voor wat de muzikant ons allemaal nog brengt. “Disciples” lijkt een beatliedje in vermomming, en in afsluiter “New person, same old mistakes” klinkt zowaar een echo van Joy Division door.

Al met al hebben we geen slechte plaat te pakken. De dertien liedjes zitten allemaal knap in elkaar en één is er zelfs bijzonder goed. En eerlijk is eerlijk: ook van Lonerism zijn we gaan houden, en ook die plaat had één grote knaller en voor de rest minder opvallende liedjes. Als achtergrondmuziek op een verantwoord feestje is Currents erg geschikt. Actief luisteren kun je beter in etappes doen.

Wederganger – Halfvergaan ontwaakt

Blijkbaar werkt er op de (socialemedia)redactie van Onze Taal een metalfan, want hun Twitterkanaal meldde gisteren het bestaan van een vrij nieuwe Nederlandstalige blackmetalband, genaamd Wederganger, die deze maand in beperkte oplage het album Halfvergaan ontwaakt uitbracht. Dit album blijkt zeker de moeite van het recenseren waard.

Nederlandstalige metal – lange tijd was dat nauwelijks mogelijk. Sinds een aantal jaar hebben we Heidevolk, een Vikingmetalband die in de huid van de oude Saksen kruipt en op het podium Germaans carnaval houdt. Black metal was er ook al eerder: de namen Winterkou en Fluisterwoud komen in me op, maar hun muziek ken ik nauwelijks – ze zijn intussen trouwens allebei gestopt.

De Nederlandse taal leent zich nochtans geweldig voor dit soort rouwe metal – beter dan het Engels, dat niet zo stoer Germaans klinkt en bol staat van de Franse leenwoorden. Alleen de titel geeft het al aan: geen vampiers of zombies maar wedergangers, mensen die na hun dood uit het graf terugkeren. Zulk bijgeloof bestond ook in onze streken, waarom zouden we ze dan een creoolse of Slavische naam geven?

De teksten zitten over het algemeen goed in elkaar. Ze zijn niet perfect – kreupelrijmen en antimetrieën komen geregeld voor – maar ze missen hun doel niet: de sinistere sfeer van eeuwenoude angsten en bijgelovige volksverhalen wordt met verve geschilderd. “Gezellig” en “hygiënisch” zijn niet de juiste woorden voor de tekstuele inhoud: “Mijn wormstekige lijf / De gore stank van het graf / Smerige geur van de dood / Die mij sinds jaren omgaf”… De griezelverhalensfeer loopt in “Zwarte gedachten”, het laatste liedje, uit op een compleet aards inferno: “De bronnen vergiftigd / De hemelen zwart / Een wereld gegeseld / Met tergende smart.”

De teksten gaan dus niet over het satanisme, maar over het één-na-favoriete onderwerp van het subgenre. De link met Cradle of Filth is snel gelegd. Ook muzikaal zijn er parallellen aan te wijzen. Wederganger heeft te veel muzikale pretenties om een hardcore blackmetalband te zijn. Voorspelen, naspelen, gitaarsolo’s, het zit er allemaal in, en de hoge grunts worden afgewisseld met lage, heldere zang en spreekzang. Een mooi effect is zingen en grunten tegelijk, zoals in “Dwaallichtbezwering”. De grunts zijn trouwens goed: hoewel dit soort vocalen eigenlijk nooit te verstaan zijn, wordt er beter gearticuleerd dan bij veel bekendere bands.
  Bij extreme muziekgenres ligt eenvormigheid op de loer: ben je niet goed ingewijd, dan gaan de liedjes op elkaar lijken. Veel nummers op dit album vallen er deels aan ten prooi: een ellenlange afwisseling tussen twee akkoorden en steeds herhaalde melodieën. “Dodendans” is met zijn bijna acht minuten echt wel te lang. Andere nummers blijven spannend (of worden weer spannend) door goed gekozen tempowisselingen, waarbij beurtelings drums-in-moordtempo (typisch voor het genre) en rustiger passages te horen zijn. Speciale vermelding verdient “Zwarte gedachten”, met een magnifieke ritmische truc: 3/4-maat in de gitaar tegen 4/4-maat in de drums. Ritmisch onduidelijk, en in de verste verte geen black metal, is ook de Tiersenachtige instrumental “Schimmelspel”.

Ik luister niet elke dag naar metal, laat staan black metal. Er zijn beslist mensen die mij zaken over deze muziek kunnen vertellen die ik niet weet. Maar één ding staat wel vast: ik heb op dit album mooie dingen gehoord, die maar weer eens bewijzen dat de Nederlandse taal voor alles geschikt is. Hopelijk wordt dit album breed opgepikt en komt er een tweede persing van meer dan 1000 stuks. De band verdient het niet om net zo obscuur te blijven als zijn teksten!

Muse – Drones

Beter laat dan nooit: vandaag heb ik op mijn gemak Drones, de nieuwste plaat van Muse, beluisterd, en hoewel de muziekbladen hun recensies al lang en breed hebben gepubliceerd, zal ook ik mijn mening er nog over geven, al was het maar omdat ik langjarig liefhebber ben. (Zo, da’s nog eens een zin!)

Wat moet dat worden, dachten we drie jaar geleden toen The 2nd law uitkwam. Muse, toch al “niet van grote gebaren gespeend” (OOR Popencyclopedie), had zijn sound onderhand tot onmenselijke proporties laten doorgroeien en zijn rock volgestopt met flink aanzettende invloeden, van klassiek tot dubstep. Het volgende album moest haast wel een stap terug doen.

Die stap terug is ook gezet. De meeste liedjes op de plaat zijn echte rockers. Liedjes als “Dead inside” en “Revolt” zijn zowaar recht-toe-recht-aannummers met coupletten, refrein en redelijk bescheiden gitaarsolo. De nummers lonken naar de aanstekelijkheid van de glamrock en doen daarmee denken aan “Uprising” van The resistance. Veel andere nummers grijpen nog verder terug, op Origin of symmetry en Absolution.
  Muse is thans niet meer op zijn best als het de nummers vet wil aanzetten. “Reappears” klinkt log en topzwaar en slaagt er niet in te prikkelen, ook niet met de quasi-atonale gitaarsolo. Ook “Defector” gebruikt de grote middelen, maar het werkt allemaal niet meer zo goed als in Muse’ gloriedagen.
  De toon is door het werk heen natuurlijk pathetisch, maar de band kan ook een tandje terugschakelen. “Revolt”, een liefdeslied dat als synthesizerballad begint en als powerballad eindigt, zal ongetwijfeld sommigen te zoet in de oren klinken, maar tussen het gebruikelijke geweld is het een hele verademing. Een ontdekking bovendien: dit kunnen ze blijkbaar ook!
  De meningen zullen ook wel weer verdeeld zijn over het einde van de plaat. In “The globalist” komt de progrocker in Matthew Bellamy weer naar voren: het opent met een Morricone-moment (onheilspellend gefluit met de lippen boven sferische orkestbegeleiding), ontpopt zich na het voorspel als softrocknummer, wordt vervolgens een harde rocker om ten slotte uit te komen op een pianoballad, waarvan de muziek gebaseerd is op “Nimrod” uit de Enigmavariaties van Elgar. Natuurlijk niet voor niets: De verwijzing naar de Bijbelse jager ondersteunt de woorden “The greatest hunter will survive alone”.
  Of de band hier te pretentieus is of te veel hooi op zijn vork neemt, moet de luisteraar zelf maar bepalen. Ik kan het prima hebben. Te gortig wordt het mij alleen bij het slotnummer “Drones”, waarin Bellamy het Benedictus uit Palestrina’s Missa papae Marcelli covert en alle zes stemmen in zijn eentje zingt.

Tekstueel is dit album beslist beter te pruimen dan de voorgaande twee. Bescheidener, mag je wel zeggen. Op The 2nd law legde de band de wet van Kelvin volledig verkeerd uit, op Resistance voerden complottheorieën de boventoon. Ook hier lijken complotten de centrale gedachte: Drones, helse machines die veilig vanuit een commandopost iedereen kunnen vermoorden, gaan ons leven beheersen. Het woord “conspiracy” komt zelfs onbeschaamd naar voren in een tekst van Kennedy uit 1961, gesampled in “Defector” en uiteraard behoorlijk uit zijn verband gerukt. De strijd wordt hier echter niet alleen tegen een regering gevoerd, maar tegen de hele maatschappij. De hele maatschappij is doordrongen van deze ellende en de enige manier om te vluchten is om je van die maatschappij af te sluiten.
  De plaat valt mooi uiteen in vier elpeekanten die globaal elk een deel van het verhaal vertellen. Op kant A (“Dead inside”, “Mercy”) wordt de luisteraar geconfronteerd met de ontmenselijking (onder meer door een clichématige drilsergeant). Kant B (“Reappears”, “The Handler”) zoekt naar de achtergronden: je kunt deze liedjes horen als een aanklacht tegen de staat, maar ook als een (wat zwaar) verwijt aan je naasten. Kant C (“Defector”, “Aftermath”) gaat over de poging van de ik-persoon om uit de maatschappij te vluchten (in het geval van “Aftermath” samen met de geliefde). Op kant D (“The Globalist”, “Drones”) heerst de postapocalyptische sfeer.

Drones werd door veel recensenten negatief ontvangen, soms extreem negatief. Ook bij mij overheerst de teleurstelling. Er is op zich niet zoveel mis met dit album, en kwam het van een debuterende band, dan zou ik vast staan te juichen. Muse heeft echter in het verleden met een paar meesterwerken de lat enorm hoog gelegd en die lat wordt met dit album niet gehaald. Een nieuwe Muse-plaat, niets meer of minder. Goed genoeg voor de liefhebbers, maar vast geen klassieker.

Engagement? Nee, bedankt!

In de jaren zestig en zeventig hoorde je het veel: popmuzikanten die zich uitspraken over de dingen in de wereld. Tegenwoordig zingt de popgemeenschap, ook het serieuze deel, liever over persoonlijke dingen. Columnist Hooijer vindt dat (in OOR nummer zeven van dit jaar) op zijn minst jammer: er is zoveel ellende in de wereld, schrijf daar liedjes over! Ik ben het daar hartgrondig mee oneens. Niet dat ik tegen geëngageerde liedteksten ben – er is heel veel goede geëngageerde muziek gemaakt – maar de oproep van de poppers om zulke muziek te gaan maken stuit me tegen de borst.

De veelgehoorde kreet dat de huidige generatie popmuzikanten zo apathisch is, kwam jarenlang vooral van de oude garde: de babyboomers. Zij hadden rond 1970 gevochten voor de betere wereld waar wij nu nog van profiteren, en de patatgeneratie toonde geen greintje dankbaarheid.

Op het eerste gezicht lijkt dat verwijt terecht. Als burger hoor je mee te praten over de politiek, wil je niet dat mensen met macht alles over je hoofd beslissen. De jongeren van de jaren zestig deden dat, en hadden bijpassende muziek.
  Deze vergelijking gaat echter mank. De tweede helft van de jaren zestig werd gekenmerkt door een aantal samenvallende sociale veranderingen. Jongeren braken massaal met de waarden van hun ouders, terwijl de generatie van deze ouders er grotendeels in volhardde. Rock ’n roll, of kortweg rock, was de muziek van deze jongere generatie en had daardoor een natuurlijke politieke lading. Tegelijk was het westen, in het bijzonder de VS, verwikkeld in een oorlog die ideologisch begon maar uitliep in een zinloos bloedbad. De verhoudingen waren duidelijk: de staat zat fout en de burgers moesten hem terugfluiten. Het is dan ook geen toeval dat de beste en bekendste protestmuziek over de Vietnamoorlog gaat.
  Anno 2015 is dat heel anders. Er is veel ellende in de wereld, maar tegen wie moet je protesteren? IS is de vijand van zowat iedereen. Je kunt wel met honderdduizend man gaan demonstreren, maar wie bereik je daarmee? De regering is het roerend met je eens, de burger ook. Van radicale moslims mag je niet eens muziek maken; hoe zou een liedje hen kunnen bereiken? Iets dergelijks geldt voor Poetin en zijn fratsen: veel mensen staan daar weliswaar achter, maar die zitten allemaal in Rusland. Verzet tegen het Kremlin moet uit eigen land komen (voor zover mensen dat durven, je bent je leven niet zeker), want een Nederlands liedje bereikt nooit de Russische markt.

Blijven over: de dingen die de regering of het “establishment” in het algemeen doet. Daar valt toch genoeg op aan te merken? Ja, maar doe dat alsjeblieft niet in een liedje. Daarvoor liggen de problemen veel te genuanceerd. Ik wil ook niet dat het kabinet op de zorg beknibbelt, maar ik weet donders goed dat er op dit moment geen geld is. Griekenland krijgt verschrikkelijke maatregelen door de strot geduwd, maar moeten we dan blanco cheques uitschrijven? Bankiers zijn vaak hufters, maar je wilt toch geen marxistisch sovjetsysteem invoeren? Liedjes van drie minuten zijn te kort voor al die nuances. Maak je een liedje over Griekenland, de bootvluchtelingen of de banken en wil je het een beetje pakkend houden, dan moet je een eenzijdig, vaak extreem standpunt innemen. Dat verdom ik.

Eerdere generaties protestzangers verdomden dat dikwijls niet. Menigeen ging veel verder dan kritiek op het Amerikaanse leger in Vietnam en dook het extreemlinkse circuit in. Een broedplaats voor enge denkbeelden. Mensen liepen rond met T-shirts van losgeslagen radicalen als Ché Guevara, of hingen zelfs massamoordenaars als Mao aan. Het geflirt met revolutie in de geest van vreselijke dictatoren is achteraf behoorlijk gênant en niet voor herhaling vatbaar.
  ‘Gênant’ is ook het juiste woord voor veel hedendaagse muzikanten die hun mening geven. Morrissey, die alle vleeseters voor moordenaars uitmaakt of ijskoud beweert dat alle ellende in het Verenigd Koninkrijk van de Queen komt, is het beste voorbeeld. De teksten van Matthew Bellamy, die vooral op Resistance met absurde complottheorieën aan kwam zetten, liegen er ook niet om. Het zijn alle twee zeer bekwame indiemusici, terecht populair, maar bij veel van hun teksten denk ik: hou toch je mond.

Het allerstuitendste uit Hooijers stuk is echter de volgende bewering: “Bij 3voor12 lieten enkele Nederlandse popmuzikanten weten zich niet deskundig genoeg te voelen om iets te zingen of te componeren over social issues (…). Ik vind dat een onbenullig argument.” Ergo: kom maar op met die meningen, ook al weet je er geen donder vanaf.
  Wat wil Hooijer nou eigenlijk? Dat popmuzikanten massaal hun onderbuik legen over alles wat er in de wereld gebeurt, zonder zich eerst behoorlijk in te lezen? Dat gebeurt al veel te veel. Zit onze columnist eigenlijk wel eens op de sociale media? Op GeenStijl? Op Nujij? Sinds de komst van het internet doen mensen niets anders meer dan te pas en te onpas hun ondeskundige mening geven over alles wat de wereld aan ongerief te bieden heeft. Feiten? Argumenten? Wie maalt er nog om! Persoonlijke aanvallen, scheldpartijen, ja onbeschofte bedreigingen zijn aan de orde van de dag. En popmuzikanten moeten het erger maken door hun eigen ondeskundige mening aan de brei toe te voegen!
  Maakt het Hooijer überhaupt wel uit wat geëngageerde musici zingen? “Al even wonderlijk: geen songs over Poetin (pro of contra)”. Pro of contra, dat geeft niet, als je liedje zich maar uitspreekt. Een liedje dat de antihomowetten en het uit de lucht schieten van MH17 verdedigt is beter dan een liedje over niets. Wonderlijk, hoogst wonderlijk.

Ik voor mij zeg: popmuzikanten, laat je niet vertellen waarover je zingt. Jullie taak is het om zo goed mogelijke muziek te maken. De teksten moeten gewoon gaan over wat jullie het beste ligt. Als jij verliefd bent op je buurvrouw, schrijf je over haar, als je iets kwijt moet over de wereld schrijf je dáárover. Jullie hebben het recht op een mening en het recht om die mening, al of niet zingend, te uiten, maar een morele plicht is het niet. Als jouw mening ook de mijne is: mooi meegenomen. Als jouw mening keihard tegen de mijne ingaat, zal ik trachten me op je muziek te concentreren. Maar als je echt de wereld wilt veranderen, ga dan liever in de politiek.

PS: Hooijer was nog niet aan zijn proefstuk toe. Niet alleen moeten popmuzikanten zich van hem engageren, hij bepaalt ook nog waarover ze zich moeten uitspreken. In OOR nummer 5 van 2016 neemt hij Bruce Springsteen, Bryan Adams en Ringo Starr op de korrel. Die drie hadden zich uitgesproken tegen de wc-wetten in North Carolina en Mississippi. En dat is natuurlijk schandalig: oorlog in Syrië, terreur in Europa, hoe dúrven die popsterren zich dan voor de inferieure zaak van transgenderrechten in te zetten…